GRAND TOUR: VOORLOPER VAN HET MODERNE TOERISME

Geplaatst op 27 december 2016 door Redactie
Grand Tour: voorloper van het moderne toerisme
Goethe in der Campagna, 1787 Johann Heinrich Wilhelm Tischbein, Städel Museum Frankfurt

De Grand Tour bestaat nog steeds.

De klassieke Grand Tour was tussen de zestiende en twintigste eeuw een reis door Europa voor welgestelde jongemannen (vooral kunstschilders, beeldhouwers en schrijvers) ter afsluiting van hun studie. Het was een kennismaking met toekomstige collega’s en een rondje langs beroemde kunstwerken. Tussendoor leerde men omgangsvormen en werd er gewerkt aan nieuwe technieken. Italië was en is een favoriet land om naar toe te gaan. Het bezoeken van musea en monumenten, archeologische opgravingen, fietstochten of pelgrimages is populair gebleven.

Johann Wolfgang von Goethe bracht een uitgebreid bezoek aan Italië. Hij tekende zijn ervaringen op in het boek 'Italiaanse Reis.' Hij werd begeleid door de kunstschilder Johann Tischbein die onderweg van hem een mooi portret schilderde.

In de zestiende en zeventiende eeuw ging de interesse van reizende kunstenaars uit naar het kopiëren van wat over was van de antieke cultuur en klassieke kunst. Kunstschilders als Paul Bril (1554-1626) en Cornelis van Poelenburch (1594-1667) reisden naar Rome en schilderden er ruïnes, havenscènes, bossen en berglandschappen met dieren en mensen erin verwerkt. Vaak ging het dan om genrestukken of om een impressie van een religieus of mythologisch verhaal. De kunstenaars wilden de atmosfeer of het zonlicht leren schilderen door licht-donkercontrasten toe te passen. Het werd een italianiserende schilderstijl.

In de zeventiende eeuw legden veel Nederlandse en Vlaamse kunstenaars zich toe op het schilderen van Italiaanse landschappen en het volksleven. De Haarlemse schilder Pieter van Laer (1591-1639) gebruikt bijvoorbeeld veel herders, wasvrouwen en ambachtslieden in alledaagse taferelen.

Ook jonge beeldhouwers maakten een Italiaanse Reis, zoals Philip Brandin uit Utrecht en Herbert Gerhard uit Den Bosch (zestiende en zeventiende eeuw). De meesten kwamen niet eens meer terug naar Nederland. Dat was een gevolg van een gebrek van opdrachten van kerk, overheid en particulieren in Nederland.

Grand Tour-reizigers werden vaak begeleid door een leraar of gouverneur en soms door een klein gevolg. Einddoel was meestal Napels. Men leerde tijdens de reis talen, geschiedenis van de oudheid, kunst en bouwkunst, ook om indruk te maken op de aanstaande schoonfamilie. Het was een buitenkans om te werken aan een contactennetwerk.

Maar het ging soms ook mis: men vergreep zich aan de dames en door overmatig alcoholgebruik en gokken ontstonden grote schulden. Kinderen van burgemeesters, regenten en handelaren en andere rijke burgers die de Grand Tour wel serieus namen konden hun doctorstitel halen. Het ideaal was een kosmopolitische opleiding en opvoeding. Het beeld dat daarbij paste was de 'uomo universale.'

Een Grand Tour duurde meestal tussen de negen maanden en twee jaar. Het is voor te stellen dat kunstenaars langer verbleven om zich technieken eigen te maken. Nederlandse kunstschilders werden onder andere in Rome heel populair. Ze beheersten de markt in kleine kabinetstukken. Deze waren heel geliefd bij de Italianen.

Toen de schilders terugkeerden naar Nederland, namen ze ook nieuwe ideeën en nieuwe interpretaties van oude ideeën mee. Dat had zo zijn gevolgen. Rembrandt, bijvoorbeeld ontwikkelde door Italiaanse invloeden een rijke stofuitdrukking door zijn bewondering voor Titiaan. Van Honthorst kopieerde vormen van Caravaggio. Maar Frans Hals liet zich weer niet beïnvloeden door het internationale karakter van de Nederlandse schilderkunst.

Een mooi voorbeeld van een Italiaans landschapstafereel is het schilderij 'Italiaans poststation' van Heinrich Bürkel (1802-1869). Het is een alledaags tafereel van een postkoets met instappende mensen en het (waarschijnlijk) wisselen van de paarden. Bürkel weet hier een Italiaanse sfeer op te roepen door zijn stemmig kleurgebruik, de aandacht voor de achtergrond van de luchten en een heuvel met begroeiing. De lichtval op het paard is subliem.

Een educatief verblijf in Rome werd vanaf einde achttiende eeuw ook door de overheid gestimuleerd. Onder Lodewijk Napoleon werd in 1807 de Prix de Rome ingesteld. Hiermee konden kunstenaars een studiebeurs naar Italië winnen.

Een ander gevolg van de Grand Tour was de groei van het toerisme en de economie. De mensen die de Grand Tour deden, moesten immers vervoer hebben en een goed verblijf. De Grand Tour kostte omgerekend duizenden euro's per jaar. Daar kwamen dan nog de kosten voor lessen en studiemateriaal bij. Veel mensen in Zuid-Europa profiteerden hierdoor van de Grand Tour.

De Grand Tour was ook een voorloper van het moderne toerisme. Het bepaalde de opkomst van het neoclassicisme en zorgde voor de overdracht van de klassieke kunst en cultuur naar het Noorden van Europa en ook Amerika.

Ging men tot het midden van de negentiende eeuw met de (post)koets of de boot, nu ben je in no time op je bestemming door middel van vliegtuig, trein en auto. Bovendien zijn er georganiseerde tourbustochten om naar afgelegen plekken te gaan.

De kunst-elite had in vroeger tijden meer tijd dan wij tegenwoordig hebben om een dergelijke reis te ondernemen. Het was natuurlijk een hele onderneming. Het is niet zo verwonderlijk dat stedentrips tegenwoordig heel populair zijn. In vrij korte tijd kun je heel gericht prachtige bouwwerken, beeldhouwwerken en schilderijen bekijken in andere landen.

Rome, Napels, Florence en Venetië zijn, net als in vroeger tijden, nog steeds in trek bij kunst- en cultuurliefhebbers. Maar laten we ook Parijs en de steden steden langs de Loire niet vergeten. Onder de Nederlandse studenten in de zeventiende en achttiende eeuw waren deze plaatsen geliefd. Ze konden er verder studeren en ze leerden er de Franse taal, die onder de Europese elite de leidende taal was.

Tegenwoordig gaan we korter op reis. Een Grand Tour van twee jaar zit er niet meer in. Of je moet natuurlijk een sabbatical nemen om de voetsporen van jonge kunstenaars en schrijvers van weleer te volgen.

De Stenden University heeft voor haar studenten een eigen moderne Grand Tour die een route heeft langs de vestigingen van de universiteit in verschillende landen. Er zijn universiteiten in Nederland, Zuid-Afrika, Qatar, Thailand en Bali. Studenten kunnen dan kennismaken met verschillende aspecten van het land, zoals religie, voedsel, geschiedenis, muziek, sport, beroemde schrijvers, de taal en de verschillende culturen. Hiermee kunnen studenten 'worldwise' worden.

Stenden heeft daarover een boekje uitgegeven, getiteld 'Grand Tour for beginners,' geschreven door Klaas-Wybo van der Hoek. Er wordt ingegaan op de geschiedenis van de klassieke Grand Tour (1550 - 1900). De klassieke Grand Tour wordt dan toegepast in de praktijklessen van de universiteit. Natuurlijk zijn er belangrijke verschillen: tegenwoordig reist men sneller en meer luxueuzer en de hotels zijn comfortabeler dan de herbergen van vroeger.

De programma's van Stenden leiden studenten op voor een internationale afbeidsmarkt. Drie studenten hebben zelfs in 2014 aan minister Jet Bussemaker van Onderwijs hun ervaringen gepresenteerd. Ze legden uit waarom ze de moderne Grand Tour deden en hoe deze hen heeft veranderd. Ze hebben veel geleerd in de praktijk. Die praktijk vindt men belangrijk. Men heeft dan ook een motto: "Anyone can obtain knowledge from books at home. However to feel and experience novelty in a way that changes one, can only happen away from the familiar comforts."

Christopher Wright
Nederlandse schilders van de zeventiende eeuw 
Alphen aan de Rijn, 1978

Dr. Elisabeth Neurderburg, J.M. Meulenhoff
De zeventiende eeuwsche beeldhouwkunst in de Noordelijke Nederlanden
Amsterdam, 1948.

Quest-Historie, nr. 3, 2016.

Grand Tour for beginners
Klaas-Wybo van der Hoek
Uitgave Stenden University
z.j.

 

Bericht geplaatst in: artikel