GESCHIEDENIS VAN EEN WINKELFENOMEEN

Geplaatst op 5 mei 2013 door Lucia Hogervorst
Geschiedenis van een winkelfenomeen
De Haagse Passage uit 1885 is recent in haar oude luister hersteld. Onder redactie van Rolf de Booij verscheen een prachtig geïllustreerd boek over deze ‘grande dame’.
Het terras van Maison Bordelaise in de Haagse Passage, bron: Haags Gemeente Archief.

In veel andere Europese landen deed de winkelpassage al eerder haar intrede, maar Nederland was een ‘late adapter’ wat dit betreft. Het winkelconcept werd hier geïntroduceerd door J.C. van Wijk, die in 1867 als jongeling meereisde in het gezelschap van gevestigd architect J.F. Metzelaar om mee te werken aan de voorbereidingen van de Nederlandse afdeling op de wereldtentoonstelling in Parijs. Ongetwijfeld heeft Van Wijk er rondgelopen in de vele prachtige winkelpassages, die de Franse hoofdstad rijk is. Later, nadat hij zich als architect in Rotterdam vestigde, bouwde hij daar in 1879 de eerste winkelpassage van Nederland. Helaas is die verloren gegaan door het bombardement in 1940, maar de Haagse Passage uit 1885, die hij samen met H. Wesstra jr. ontwierp, staat nog altijd fier overeind. Waar vele buitenlandse versies staan te verloederen, heeft een doordachte renovatie in 2000 – 2008 de passage in Den Haag voor dit lot weten te behoeden.   

In het boek De Haagse Passage - Geschiedenis van een winkelfenomeen nemen verschillende auteurs een deelaspect van haar geschiedenis onder de loep. Voor de argeloze lezer lijkt hier sprake van een lappendeken aan hoofdstukken die elkaar deels overlappen en kwalitatief niet altijd even sterk zijn. Het ontbreekt aan een goede inleiding en verbindende teksten, waarin de rode draad wordt aangegeven. Die rode draad is er echter wel degelijk, want dit boek is een weergave van de geschiedenis van dit winkelfenomeen in al haar facetten. Het boek start bij de geschiedenis van het bouwterrein om te vervolgen met het bouwproces en de financiering ervan, waarna het fenomeen ‘passage’ in een bredere historische context wordt geplaatst. Vervolgens komt de geschiedenis van het gebruik aan de orde en het afsluitende hoofdstuk behandelt de succesvolle renovatie.

De middeleeuwen onder je voeten

Bij de Haagse Passage ging het niet om zomaar een bouwterrein, nee, dit terrein behoort tot de middeleeuwse kern van Den Haag. In de dertiende eeuw liep hier de grens tussen het gebied van het grafelijk hof met haar waterlopen en groen en de dertiende-eeuwse nederzetting Die Haghe. Dick Valentijn, werkzaam bij de afdeling Monumentenzorg van de gemeente Den Haag, laat zien hoe de transformatie van dit gebied vanaf de middeleeuwen tot nu is verlopen. Dit deel van Den Haag heeft zich van een oorspronkelijk landelijk middeleeuws hofgebied ontwikkeld tot een grote stad met cityvorming in het centrum. Rond de negentiende eeuw was dit gebied al helemaal volgebouwd, zodat er flink  gesloopt moest worden voor de komst van de Passage. Het toenmalig stadsbestuur verleende al haar medewerking aan aankoop van panden en vervolgens de sloop ervan, want het wilde maar al te graag een Passage in haar centrum hebben.

Gevalletje bouwfraude

De heren van de ’s-Gravenhaagsche Passagemaatschappij zagen het al helemaal voor zich: een aantrekkelijke en bovendien winstgevende overdekte winkelstraat midden in Den Haag. J.C. van Wijk was precies de aangewezen persoon voor het concept en ontwerp, en de Haagse architect H. Wesstra jr. sloot zich bij hem aan voor het tekenwerk. De financiering liep voor de helft via aandeelhouders, waaronder ook de twee architecten, maar voor de ontbrekende middelen moest de Passagemaatschappij uitwijken naar het buitenland. De Belgische Caisse Hypothecaire had echter als voorwaarde dat de ‘eigen’ aannemer Mortiaux de bouw zou realiseren. Omdat deze aannemer geen Nederlands sprak, associeerde hij zich met architect Rieck voor de uitvoering.

Ondertussen was de Rotterdamse aannemer Keij al bezig met de bouw van de fundering. Vreemd genoeg was deze na 7 weken nog niet uitgehard. Bij navraag bleek dat de aannemer op last van de architecten de samenstelling van het cement voor de fundering had gewijzigd, omdat dat goedkoper was. De fundering moest nagenoeg geheel worden afgebroken en opnieuw opgetrokken. Het leverde de heren van de Passagemaatschappij een schadepost op van ƒ 17.000,= (omgerekend nu € 200.000,=), maar betekende ook het einde van de samenwerking met Wesstra jr. en Van Wijk.  

Sander van der Ven, werkzaam bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van Den Haag, brengt met dit gegeven een interessant gevalletje bouwfraude aan het licht. Anno 2013 heeft de bouwsector zwaar te lijden van de economische crisis en bedenken bouwbedrijven van alles om het hoofd boven water te houden: te lage inschrijving bij opdrachten in combinatie met veel te dikke rekeningen voor meerwerk, zwartwerk, gesjoemel met buitenlandse arbeiders, ontslag en vervolgens de ontslagen mensen inzetten als flexwerkers. Tijdens de recente winterperiode werd de vorstverletregeling misbruikt. Een op de vijf bouwvakkers werkte, terwijl hij officieel thuiszat vanwege de vorst. Van der Ven laat zien dat gesjoemel in de bouw van alle tijden is, een belangrijk inzicht.

Die bouwfraude was echter gauw vergeten toen de Haagse Passage in 1885 werd opgeleverd. Het publiek was vol bewondering over het prachtige gebouw. De heren van de Passagemaatschappij waren minder opgetogen: zij hadden te kampen met leegstand. Door een voortdurende daling van prijzen was de handel sterk teruggelopen en waren er maar weinig ondernemers die het aandurfden een nieuwe zaak te openen. De huren werden verlaagd en de maatschappij investeerde fors om de aantrekkelijkheid van de Passage voor potentiële huurders en het publiek te vergroten. Vanaf november 1888 waren alle woningen, winkels en andere etablissementen verhuurd.

Van flaneren tot shoppen

Dion Kooijman, universitair hoofddocent aan de TU Delft bij de sectie Urban Area Development en deskundige op het gebied van de geschiedenis van winkelarchitectuur, tilt de geschiedenis van de Haagse Passage uit boven het puur anekdotische niveau. Hij refereert onder andere aan de demografische en economische ontwikkelingen, die een belangrijke rol speelden. Den Haag groeide in het laatste kwart van de negentiende eeuw uit haar voegen: de stad verdubbelde in inwonersaantal van 100.000 in 1875 naar 200.000 in 1900. Die groei stond vooral in relatie tot de vele nieuwe inwoners, die in de nijverheid kwamen werken, maar ook de handel- en dienstensector met haar ambtenaren en kantoorpersoneel en de repatrianten uit Nederlands-Indië werden belangrijk. Er ontstonden nieuwe behoeften aan consumptie- en luxe goederen en luxe winkelcentra als de Passage pasten precies in deze ontwikkelingen.

Winkelen – van het Engelse ‘to shop’ – was rond 1900 een nieuw woord in Nederland, en stond voor een activiteit die in de publieke ruimte plaatsvindt, waarbij rijk, burgerlijk en arm de staat op gaan om recreatief en rationeel-vergelijkend te winkelen in dezelfde consumptieruimte. Dat paste ook bij de veranderingen in de distributiefunctie. Het ambacht van kleding maken verdween meer en meer, om plaats te maken voor de massaproductie van confectiekleding. De ruimtelijke omgeving veranderde mee: de aanleg van stoepen maakte het winkelen comfortabeler en verbeterde glastechniek maakte grotere winkelruiten mogelijk, waarmee de winkelier zijn koopwaar beter kon presenteren. En kopen was niet langer verplicht, een gewoonte waar Nederlanders inmiddels om bekend staan in het buitenland: ‘Kijken, kijken, niet kopen!’

Het nieuwe winkelen werd een specialisatie van vrouwen. Waar voorheen de koopwaar aan huis werd aangeboden gingen rijke vrouwen nu zelf naar de winkel, nadat zij aanvankelijk hun dienstbodes de bestellingen lieten doen. Passages en warenhuizen boden eerbare dames daartoe een veilige winkelgelegenheid met vrouwvriendelijke voorzieningen. Een voordeel was dat elke bevolkingscategorie zo zijn eigen tijdstip had om te flaneren en te winkelen in de Haagse Passage: de dames uit de hogere stand kwamen tussen 2 en 4 à 5 uur ’s middags, de dienstmeisjes ’s morgens en ‘s avonds.  

Lange tijd was de Passage een succesnummer, maar na de Tweede Wereldoorlog kreeg de suburbanisatie haar beslag en gingen winkelcentra als ‘In de Boogaard’ (1963) en ‘Leidschenhage’ (1971) de concurrentieslag aan met het winkelbestand van de Haagse binnenstad. De media stonden er bol van: betekende dit niet de ondergang? Inderdaad, het verval sloeg toe, ook bij de Passage. De winkeliers ondervonden steeds meer problemen bij het vinden van een opvolger, een teken dat het winkelgebied aan populariteit en aantrekkelijkheid inboette.

Overdekt  Den Haag

Kunsthistorica Marloes Tigchelaar, als onderzoeker betrokken bij de renovatie van de passage, besteedt aandacht aan het gebruik van het winkelgebouw met een nadruk op de geschiedenis van de etablissementen, hun gebruik en hun interieur. Achtereenvolgens passeren het Grand Café du Passage, het Café Riche, het Hotel du Passage en de Biergrot de revue. Ook de bouw en oplevering van de derde arm van de passage met daarin het Passage Theater komt voorbij. Verbazingwekkend aan dit hoofdstuk is het overdadig gebruik van citaten, die nauwelijks in breder historisch kader geplaatst worden. Interessant wellicht voor de mensen, die bij de renovatie betrokken waren, maar minder voor een breed publiek.

Herstel van oorspronkelijke allure

In de loop der jaren degradeerde de Passage van winkelstraat tot verbindingsstraat tussen het winkelgebied Hoogstraat/Noordeinde en de Spuitstraat/Grote Marktstraat. Het publiek bestond grotendeels uit passanten die niets kochten. Om de verloedering een definitief halt toe te roepen nam nieuwe eigenaar Fortis in 1998 projectontwikkelaar Provast in de armen om de Haagse Passage te revitaliseren. Architectenbureau Kentie en Partners tekende een masterplan, waarvoor eigenaar Fortis, de Gemeente Den Haag en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed medio juli 2003 een convenant ondertekenden.

Michiel Samson, partner bij Kentie en Partners, geeft de opzet van het masterplan inzichtelijk weer en illustreert zijn verhaal met voor- en na-foto’s. Een belangrijk element uit het masterplan was de vestiging van een belangrijke trekker halverwege de Passage, waar het winkelend publiek op af zou komen. Dit winkelend publiek zou op haar beurt weer nieuwe winkeleigenaren enthousiast kunnen maken. Niet zomaar iedereen mocht zich in de Passage vestigen, er werd bewust gekozen voor winkels uit het hoge segment. Met boekhandel Verwijs werd die trekker binnengehaald. Hotel du Passage, dat al dertig jaar lang leeg stond, werd speciaal hiervoor ingrijpend verbouwd. De voormalige cour van het hotel werd in het pand opgenomen, en zo ontstond een grote winkelruimte met veel licht.  

De bestaande winkeleenheden bleken qua oppervlak te klein voor veel ondernemers, en daarom werd bij het kwaliteitsherstel gekozen voor een grotere winkeleenheid. Ook werd de verticale structuur vervangen door een horizontale. Oorspronkelijk had het grootste deel van de winkeliers zijn woning boven de winkel, en werden die met een spiltrap van kelder tot zolder met elkaar verbonden. De Passage was dus eigenlijk een rij huizen met winkels op de benedenverdieping. In de nieuwe opzet zijn de begane grond, de kelder en het entresol in gebruik als individuele winkels terwijl de verdiepingen kantoorfuncties herbergen die zich over meerdere winkels uitstrekken.

Om de passage haar allure terug te geven, liet de eigenaar de beschadigde terrazzovloer deskundig herstellen en, op aandringen van de afdeling Monumentenzorg, zoveel mogelijk van de oorspronkelijke ornamenten reconstrueren die in de loop van de jaren verloren waren gegaan. Ook werd een ‘Handboek huisstijl’ opgesteld, waarin duidelijke regels zijn vastgelegd voor alle huurders over onder meer reclame-uitingen, gevelbelettering en verlichting. Hiermee wordt ‘verrommeling’ in de toekomst voorkomen.  

Kort na ingrijpende renovatie, in 2010, vierde de Haagse Passage haar 125-jarig jubileum. De eigenaar kon opgelucht ademhalen: de revitalisatie bleek een succes. Al lang gevestigde winkeliers als juwelier Rond, postzegelhandelaar Keizer & Zoon, vulpenspeciaalzaak Akkerman en sigarenwinkel Hamilton kregen gezelschap van nieuwe retailers als Giullia & Co. en Simon Levelt en restaurant De Luca. Het winkelend publiek wist de Passage weer te vinden. Zelfs het vertrek van boekhandel Verwijs begin 2013 mag de pret niet drukken. Inmiddels is met de vestiging van een Applestore een nieuwe trekker gevonden. Het boek is vervangen door een e-book, en dat bewijst maar weer dat de Passage een sterke formule is, die met haar tijd meegaat.  

De Haagse Passage. Geschiedenis van een winkelfenomeen, Rolf de Booij (red.) en anderen, uitgegeven door Wolfaert Uitgevers in 2011. Het boek telt 160 bladzijden en kost € 22,50.

Verder lezen:

- De 'passage-manie', 1879 - 1885 - Een kleine cultuurgeschiedenis van de grote stad, Jan Hein Furnée, doctoraalscriptie Geschiedenis (Rijksuniversiteit Groningen) uit 1997.
-    Machine en theater. Ontwerpconcepten van winkelgebouwen, Dion Kooijman, uitgegeven door Uitgeverij 010 in 1999.
-    Achter de façade van de Hollandse stad. Het stedelijk bouwbedrijf in de achttiende eeuw, Geert Medema, uitgegeven door Vantilt, 2011.

Deze recensie is van de hand van historica Lucia Hogervorst. Samen met bouwhistoricus John Veerman werkt ze aan de publicatie ‘J.C. van Wijk, architect van deftigheid’, die in 2015 verschijnt ter gelegenheid van het 125-jarig jubileum van het Koningin Emmaplein in Rotterdam.

Bericht geplaatst in: boekrecensie