SPROOKJES BESTAAN ECHT

Geplaatst op 17 juli 2012 door Lucia Hogervorst
Sprookjes bestaan echt
De Efteling wekt al zestig jaar sprookjes tot leven, een mooie aanleiding voor het prachtige jubileumboek Zijn we d’r al?
Menig kind heeft het vol ongeduld vanaf de achterbank uitgeroepen: Zijn we d’r al? Want een dagje naar de Efteling, met al die mooie sprookjes, daar keek je echt naar uit. Inmiddels heet het ‘De Wereld van de Efteling’, en is er veel meer te beleven dan sprookjes alleen, maar nog altijd is zo’n uitje iets om je dagenlang op te verheugen. Je kunt bijna niet wachten tot je voor de poort staat …

Van sprookjes tot dark-rides

Opa’s en oma’s kunnen zich nog wel herinneren hoe het ooit allemaal begon in Kaatsheuvel. Aanvankelijk was het Brabantse park De Efteling sterk gericht op sportieve activiteiten in de natuur. Er was een kanovijver, een zwembad, een kinderspeelvijver, tennisbanen, een speeltuin, een kinderspoor, je kon er ponyrijden en een restaurant voorzag in een natje en een droogje. Maar de grootste trekker was van meet af aan het sprookjesbos. Al twee jaar na de opening in 1952 ontving De Efteling de miljoenste bezoeker. Inmiddels melden zich jaarlijks 4 miljoen mensen voor een dagje Wereld van de Efteling, of voor een paar dagen met overnachtingen in het Eftelinghotel of vakantiepark Bosrijk. In zestig jaar tijd zijn er vele attracties bij gekomen, met name thrill-rides en dark-rides. Zo’n 2200 medewerkers staan klaar om de bezoekers een fijn dagje uit te bezorgen.

En zo is ’t gekomen

Het begon ooit op kleine schaal. In de jaren ’30 werd er op het terrein van de huidige Efteling een stevig potje gevoetbald. Een hoofdveld, twee oefenvelden en een speelweide vormden vanaf 1935 samen het rooms-katholieke Sport- en Wandelpark. Na de oorlog werd het tijd om het  grootser aan te pakken, en in 1949 werd op het terrein de industrie- en handelstentoonstelling De Schoen gehouden, waar meer dan tachtig bedrijven hun vakmanschap konden tonen. Even ter herinnering: Kaatsheuvel maakte deel uit van de Brabantse streek De Langstraat, waar de schoenindustrie op dat moment op z’n hoogtepunt was.  Dankzij de tentoonstelling vonden steeds meer mensen hun weg naar de speeltoestellen achter de nieuwgebouwde toegangspoort en de term sportpark paste daar steeds minder bij. Vanaf 1950 kreeg het terrein de naam Natuurpark De Efteling. Burgemeester Van der Heijden, de voortvarende voorzitter van de nieuwe stichting, was vast van plan het park op de kaart te zetten.   

Geïnspireerd door de tijdelijke sprookjestuin ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van Philips in Eindhoven in 1951 stelde Van der Heijden op een familiefeest aan zijn zwager Peter Reijnders voor om ook zo’n sprookjestuin te realiseren in De Efteling, maar dan permanent. Uitvinder en cineast Reijnders was meteen enthousiast. Maar hij was meer de man van de uitvoering, en minder van het ontwerp. Voor de artistieke uitwerking zocht hij contact met Anton Pieck, romantisch illustrator van de sprookjesboeken van Grimm en de Sprookjes van duizend-en-een-nacht. Aanvankelijk wimpelde Pieck het idee af vanwege zijn overvolle agenda, maar Reijnders hield aan en trok de illustrator over de streep. Zo werd Pieck tot het handelsmerk van De Efteling.

Samen met Reijnders bracht Pieck een heel aantal klassieke sprookjes tot leven in het park, waaronder Doornroosje, Sneeuwwitje, Hans en Grietje, de Vliegende Fakir en de Rode Schoentjes en als laatste in 1973 De wolf en de zeven geitjes. Om Belgische bezoekers te trekken opende in 1966 de Indische Waterlelies naar een verhaal van koningin Fabiola van België. Vandaag de dag gaat het om bijna dertig sprookjes, die bij elke generatie opnieuw voor open monden van verwondering zorgen.

De uitgroei tot compleet attractiepark                                                                                                                                                             

In de jaren zestig constateerde de directie dat de oudere jeugd meer wilde dan glijbanen, schommels, zweefmolens, duwdraaimolens en carrousels. De stichting dacht aan combinaties van achtbaanritten, doolhoven en spookspektakels, maar vanwege hoge kosten en verdeeldheid bij de beslissers werd pas in 1979 een knoop doorgehakt. Geïnspireerd door een achtbaan in het Amerikaanse attractiepark Busch Gardens besloot de directie een achtbaan te realiseren, die de Amerikaanse evenknie moest overtreffen. Uit nationale en internationale concurrentieoverwegingen ging het stichtingsbestuur, zij het aarzelend, overstag. Ook Anton Pieck moest er niet veel van hebben, en meer parkmedewerkers reageerden afwijzend, maar er waren minstens evenveel enthousiaste geluiden.

Op 12 april 1981 ging de Python open voor het publiek. Destijds was het de grootste stalen achtbaan op het Europese vasteland, en de baan bleek meteen een groot succes. Aan het eind van het seizoen 1981 had de Efteling 1.715.000 bezoekers ontvangen, 400.000 meer dan het jaar ervoor. De komst van deze thrill-ride gaf de toekomst van het park een belangrijke nieuwe richting.

De Efteling realiseerde regelmatig nieuwe attracties om zo aantrekkelijk te blijven voor jong en oud, én om nieuw publiek te trekken, ook uit het buitenland. Het Spookslot vormde in 1978 de eerste attractie die de omgeving helemaal aan oog en oor onttrok, een gedenkwaardige stap naar een nieuwe aanpak van Efteling-attracties: geschikt voor alle weertypen, ingericht op grote groepen mensen en een verrijking van het bestaande aanbod. In aansluiting hierop openden de zogeheten ‘dark-rides’ Carnaval Festival, Fata Morgana, Monsieur Cannibale, Vogel Rok, Droomvlucht en Panda Droom in de periode 1984 - 2002. Nieuwe attracties volgden elkaar snel op: van schipschommel De Halve Maen in 1982 tot Joris en de Draak in 2010, de vernieuwde versie van De Pegasus uit 1991. In de zestig jaar van haar bestaan zorgde De Efteling steeds voor nieuwe belevenissen.  

Losgezongen van de context

Zijn we d’r al? Is vooral een boek voor op de koffietafel, heerlijk om doorheen te bladeren, om herinneringen op te halen, herkenning te vinden of bij wijze van voorpret bij een bezoek aan De Efteling. Als historicus mis ik echter de context. Hoe heeft De Efteling zich kunnen ontwikkelen tot het grootste attractiepark van Nederland? Het boek wekt de indruk dat die uitgroei losgezongen van een bredere maatschappelijke context is verlopen, maar dat klopt niet. Tijd, geld en vervoer zijn zomaar wat voorwaarden voor een bezoek aan een attractiepark, en die condities waren lang niet voor iedereen aanwezig in de begintijd van De Efteling.

Vrije tijd was in die periode minder vanzelfsprekend dan nu. Kinderen gingen nog een halve dag naar school op zaterdag en vaders werkten nog van ’s morgens 8 tot 1 uur s’ middags. Pas in 1961 werd de vrije zaterdag voor werknemers ingesteld en konden mensen zich vrijer bewegen in de weekeinden. Er was meer tijd voor winkelen, voor sportieve activiteiten en voor familie- en vriendenbezoek. Het dagjestoerisme nam toe, ook door toename van het aantal vakantiedagen. Door de stijgende salarissen hadden gezinnen voor het eerst sinds de oorlog meer geld te besteden. Vanaf 1963 was er zelfs sprake van een ware loonexplosie: in dat jaar stegen de lonen met 9%, in 1964 met 15% en in 1965 met nog eens 10,7%. De Efteling kon in haar ontwikkeling naadloos aansluiten bij deze toename van vrije tijd en bestedingsruimte. En vervoer naar het park? Dat ging toen meestal met trein en bus, maar wie het zich een beetje kon permitteren kwam al snel met een eigen auto: in 1960 hadden 552.000 Nederlanders een auto, en in 1970 was dat aantal al gestegen tot 2.465.000.

De vele nieuwe attracties die De Efteling in haar bestaan realiseerde, maken duidelijk dat technologische ontwikkelingen van grote invloed zijn geweest op het aanbod in het attractiepark, maar ook de nationale en internationale concurrentiepositie was hier debet aan. Zowel in Nederland als in het nabije buitenland kwamen nieuwe attractieparken van de grond of was sprake van vernieuwing. In reactie hierop heeft De Efteling zich steeds vernieuwd, maar is daarnaast ook vast blijven houden aan haar kernwaarden. Verrassing en verwondering, de liefde voor sprookjes en verhalen en de natuur vormen nog altijd de basis voor het Brabantse attractiepark. En gezien het aantal bezoekers van 4 miljoen per jaar is dat nog steeds een belangrijke succesfactor.

Boek Zijn we d’r al? is één groot feest

Zijn we d’r al? is een heerlijk bladerboek voor iedere Efteling-liefhebber, voor (klein-) kinderen, opa’s en oma’s, vaders en moeders, vrienden en vriendinnen. Het allermooiste van zestig jaar Efteling is er in verzameld: vele originele ontwerptekeningen van Anton Pieck en tekeningen van nu, prachtige foto’s, anekdotes en wetenswaardigheden. Het boek is een waar feest, niet in het minste door de vele cadeautjes die de lezer écht kan uitpakken: stickers, een puzzel naar origineel ontwerp van Anton Pieck, foto’s, ansichtkaarten, posters en nog veel meer. Da’s heel veel feest in één boek, echt een aanrader dus!

Zijn we d’r al? – 60 jaar in woord en beeld
Auteur: De Efteling
ISBN: 9789086890668
Uitgever: Uitgeverij Unieboek/Het Spectrum
Uitvoering: gebonden, aantal pagina’s: 208
Prijs: € 39,99

 

Bericht geplaatst in: boekrecensie