HOEREN, CHINEZEN EN EEN GROENTEMAN

Geplaatst op 9 augustus 2011 door Lucia Hogervorst
Hoeren, Chinezen en een groenteman
Simon Rozendaal verweeft op een aanstekelijke manier zijn familiegeschiedenis met de geschiedenis van Katendrecht.

Het pand van De Paradijsvogel voor de Tweede Wereldoorlog, foto uit het boek.

Simon Rozendaal is wetenschapsjournalist bij Elsevier en werkte voor de VPRO en de VARA mee aan tv-programma’s over wetenschap. In ‘De winkel van mijn vader – Een koopman op Katendrecht’ beschrijft hij op aanstekelijke wijze de geschiedenis van zijn jeugd op Katendrecht, eens de rosse buurt van Rotterdam, de eerste multiculturele wijk van Nederland en het grootste Chinatown in Europa. Rozendaal graaft in het verleden van zijn vader, die er een groentewinkel had, en in dat van Rotterdam. Betaalde liefde, matrozen uit China en  Griekenland, het ontstaan van nieuwe wijken en de geschiedenis van de detailhandel, het komt allemaal voorbij in ‘De winkel van mijn vader’.

Voor Katendrecht moest je het heen en weer hebben

‘Tegenwoordig stelt Katendrecht niet veel voor’ stelt Rozendaal in zijn boek. De SS-Rotterdam ligt er aangemeerd en er staan mooie flats met adembenemend uitzicht op de Maas, ‘maar dat is het dan ook wel.’ Ooit was Katendrecht van belang, onder andere als stopplaats op de route naar Antwerpen, en had drie logementen, De Gouden Koetswagen, Het Zwarte Paard en Het Wapen van Antwerpen. Nadat ze een nacht in een van de herbergen hadden doorgebracht, brachten de voerlui de passagiers verder naar Antwerpen, Brussel of zelfs Parijs.

Het dorp Katendrecht werd in de zeventiende eeuw bewoond door melkveehouders, herbergiers, veerlui en voerlui. In de tweede helft van de negentiende eeuw veranderde het in een lommerrijk lustoord, en kwamen er havenbaronnen als Reuchlin, Pincoffs, Van Peski, Köpcke en de familie Mees te wonen. Rijke stedelingen trokken er naar toe, vluchtend voor het lawaai, de stank en het gepeupel van de grote stad Rotterdam, die in de negentiende eeuw uit zijn jasje barstte. Maar het tij keerde: met de ontwikkeling van havens op de linker Maasoever verdwenen de fraaie landhuizen van Katendrecht, en ook het veer werd op den duur overbodig. Zevenhonderd huizen en een kerk gingen tegen de vlakte, 3500 mensen moesten het dorp verlaten. Katendrecht werd bij Rotterdam ingelijfd in 1895, en de buurt veranderde in rap tempo in een volkswijk. Er vestigden zich havenarbeiders, arme en eenzame Chinezen, later gevolgd door werkzoekenden, afkomstig van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden en niet te vergeten een heel aantal Grieken. Maar Katendrecht was ook een wijk waar matrozen vanuit de hele wereld aanmeerden. En waar een haven is, daar is prostitutie.

Nachtvlinders op Katendrecht                                                                                                                                                                             Ooit was de Zandstraatbuurt dé hoerenbuurt van Rotterdam. De buurt ging begin twintigste eeuw tegen de vlakte om plaats te maken voor het stadhuis. De prostitutie verplaatste zich naar de Schiedamsedijk, tussen de Coolsingel en de Erasmusbrug in. Het bombardement van 1940 vaagde ook deze buurt weg, en zo kwam de prostitutie op Katendrecht terecht. In de eerste helft van de twintigste eeuw waren daar al havenkroegen en dancings gekomen, en de eerste Chinese restaurants vonden er een plek. De bommenregen versnelde dit proces: er vestigden zich vele cafés en bordelen op Katendrecht. Aanvankelijk werd er niet getippeld, maar pikten de dames van plezier hun klandizie op in bars. Een journalist noteerde in 1925: ‘Pas tegen een uur of tien komen de publieke vrouwen. Zij hangen voor het buffet of nemen plaats op de hooge krukjes, onderwijl de bezoekers monsterend. Een knikje is voldoende om een der dames aan je tafeltje te krijgen.’  

Rozendaal spreekt liefdevol over de publieke vrouwen. ‘Nachtvlinders’ noemt hij ze, of ‘de meisjes’. Zijn vader vestigde zich in 1949 met zijn groentewinkel De Paradijsvogel op Katendrecht, en zo groeide kleine Simon tussen de meisjes op, maar dat was overduidelijk in een tijd dat prostitutie nog niet gekenmerkt werd door handel in drugs, heroïnehoertjes en vrouwenhandel. Het ging er allemaal nog gemoedelijk aan toe. Bovendien lieten de meisjes het geld rollen, ook in de winkel van zijn vader, die zelfs kaviaar verkocht: ‘Het was altijd feest op de Kaap. De meisjes keken niet op een dubbeltje meer of minder, noch hun pooiers, noch de kasteleins van de cafés en nachtclubs, noch de gezinnen die achter in hun woningen peeskamertjes hadden getimmerd.’ Rozendaal stelt dat zelfs zijn studie door de meisjes van plezier is gefourneerd. Zij telden immers heel wat geld neer in de winkel van zijn vader…

Boeiende contemplaties

De winkel van mijn vader biedt de lezer volop variatie. Niet alleen komt de historie van de familie Rozendaal en de geschiedenis van Katendrecht aan bod, maar Rozendaal vergast de lezer ook regelmatig op boeiende weetjes, verrassende filosofietjes en rake opmerkingen over van alles en nog wat. Neem bijvoorbeeld zijn beschrijving van het veer, de oeververbinding van Katendrecht naar het ‘echte’ Rotterdam: ‘Wie op een bootje stapt, krijgt een ander perspectief op de wereld en het leven’ en zijn typering van de rivier de Maas: ‘Door dat trage stromen is het gekabbel nonchalant’. Katendrecht was ooit bedoeld als een modelarbeiderswijk, maar ‘Binnen een vloek en een zucht werd het echter anders, zoals de werkelijkheid zich wel vaker slecht laat kneden door ambitieuze ambtenaren.’ Net zo nonchalant als het water van de Maas biedt Rozendaal zijn lezer met dit soort contemplaties volop stof tot nadenken. Zijn  aanstekelijke manier van vertellen maakt De Winkel van mijn vader tot een echte aanrader!


Bericht geplaatst in: boekrecensie, nieuwtje