OP EXPEDITIE ZONDER TOMTOM

Geplaatst op 21 december 2010 door Lucia Hogervorst
Op expeditie zonder TomTom
Luc Panhuysen vertelt het boeiende verhaal van R.J. Gordon, die op ontdekking gaat in de wildernis van 18e eeuws Zuid-Afrika.
Portret van Gordon, Iziko Museums of Cape Town, kunstenaar onbekend.

Het Rijksmuseum heeft een rijke collectie. De Atlas Gordon, de fameuze verzameling kaarten en tekeningen van ontdekkingsreiziger Robert Jacob Gordon (1743 – 1795), maakt deel uit van die collectie. Met zijn boek Een Nederlander in de wildernis brengt Luc Panhuyzen de vergeten figuur van Gordon op pakkende wijze tot leven en plaatst hem in de context van zijn tijd. Vooral de treffende citaten uit zijn reisjournalen dragen hieraan bij.


“17 augustus 1779 – drie Europeanen met ingevallen wangen en zonverbrande gezichten staan in een schuit, in hun rechterhand houden ze een tinnen mok. De langste van het gezelschap, een kaarsrechte man in een groene officiersjas die zojuist de Hollandse driekleur heeft gehesen, brengt zijn mok omhoog.” Met deze twee zinnen begint Luc Panhuysen zijn intrigerend verhaal over Robert Jacob Gordon, de langste man uit het gezelschap. Samen met de twee anderen brengt hij een toost uit op Willem V, de Prins van Oranje, vuurt tweemaal in de lucht en geeft zo de Oranjerivier in Zuid-Afrika haar naam. Dit begin maakt gelijk twee dingen duidelijk: Gordon is een echte ontdekkingsreiziger én fan van de prins van Oranje.

Op ontdekking gaan paste helemaal bij de tijdgeest van de 18e eeuw, de eeuw van de Verlichting. Het ging niet om het zoeken en vinden van grote verbanden, maar vooralsnog om het verzamelen van gegevens. Planten of dieren, talen of verhalen, vazen of scherven, het maakte niet uit, alles was interessant. De Verlichting was het tijdperk van zoekers en speurders, van geduldige veldwerkers en ontleders, van collectioneurs en encyclopedisten. Op het gebied van natuuronderzoek torende één Europese figuur boven iedereen uit: Georges-Louis Leclerc, graaf de Buffon (1707 – 1788). Buffon, directeur van de Koninklijke tuinen van Lodewijk XV, schreef een monumentaal werk, de 36-delige Histoire naturelle. Hierin verwerkte hij niet alleen vele gegevens, maar ook volop prachtige platen. Om dit werk te kunnen schrijven en te herschrijven, maakte Buffon gebruik van talenten en diensten van anderen, die hem voedden met kennis. Gordon was een van hen.

Het kwam mooi uit dat Gordon in 1773 bij een eerdere reis naar Zuid-Afrika aan het gebied verslingerd was geraakt, want juist de binnenlanden van Afrika waren tot dan toe vrijwel onbekend gebied voor Europeanen. In dienst van de VOC kwam Gordon in het voorjaar van 1777 in Kaapstad aan als plaatsvervanger van de zittende commandant. In oktober van dat jaar vertrok hij voor zijn eerste ontdekkingsreis in dienst van de VOC met het plan de loop van de Groote Rivier in kaart te brengen. Maar hij had ook de opdracht mee om ‘de grenzen des lands te reguleren’. Steeds vaker waren er problemen tussen de trekboeren en de Bosjesmannen door de vestiging van blanken in het gebied bij de Sneeuwbergen. De VOC verloor steeds meer de greep op de boeren, die uit onvrede met het beleid steeds verder het binnenland van Zuid-Afrika binnentrokken voor gebiedsuitbreiding. Daar stuitten ‘de verren’, zoals Gordon de trekboeren consequent noemde, op de inheemse bevolking, de Hottentotten, de Bosjesmannen en de Kaffers. Door zijn reizen kwam Gordon ook met hen in contact.

In de achttiende eeuw was het voor een blanke onderzoeker gebruikelijk om inheemse bevolking met culturele en morele superioriteit te beschouwen. Vreemde volken werden met onverholen minachting bekeken en beschreven. Buffon schreef ergens in zijn Histoire naturelle over de Hottentot: ‘de lippen dik en utpuilend, de neus geplet, zijn blik stompzinnig en timide (….) en dan is dit nog een vlijende schets.’ Het Europese superioriteitsgevoel was Gordon ook niet vreemd, maar hij probeerde tegelijkertijd de inlanders niet als inferieur te beschouwen. Hij wist goed om te gaan met vreemde volken. Kaffers, Hottentotten en Bosjesmannen waren verbluft om een ‘witvel’ te ontmoeten met wie ze in hun eigen taal konden communiceren. De ontdekkingsreiziger gedroeg zich bovendien als de perfecte gast: voornaam, vrijgevig en aanpassingsbereid. Ze voelden zich gevleid door zijn nieuwsgierigheid naar hun gebruiken en hun cultuur. Gordon was niet te beroerd om aan een traditionele dans mee te doen, en deelde met gulle handen de alom geliefde tabak uit. Bovendien was hij niet vies van masculien vertoon: binnen een seconde greep hij zijn dubbelloopsgeweer, legde aan en schoot een valk in volle vlucht door de kop. Dat maakte diepe indruk.
 
Met de trekboeren had Gordon meer moeite. Op zoek naar uitbreiding van de graasgebieden voor hun vee vond er een ongeleide en ongebreidelde gebieds-uitbreiding plaats. Gordon zag de inheemse bevolking daarbij als slachtoffer. Over een conflict met de Bosjesmannen schreef hij: ‘Zij zijn zeer op ons verbitterd, komen de boeren hun vee stelen, en die trekken, als op de jagt, op hen uit en schieten mannen en vrouwen [ … ] doodt, zelfs somtijds kinderen’. Zijn nieuwsgierigheid naar onbekende volken zal bijgedragen hebben aan zijn stellingname. Het gedrag van de boeren hield hem als blanke een spiegel voor die hem niet aangenaam geweest zal zijn. Door de expansie ontwikkelden de trekboeren zich tot een apart slag volk: ze waren soeverein in hun vrijheid, niemand die ze in de weidse stilte iets kon maken; maar ze waren ook vaak straatarm en vertoonden niet zelden tekenen van vereenzaming. Tijdens een van zijn reizen ontmoetten Gordon en zijn mannen Stephanus Smit, wiens zoontje de dag tevoren was overleden. Waren zij er niet toevallig geweest, dan had de trekboer het kind alleen ten grave moeten dragen.

Gordon en zijn mannen ontkwamen niet aan de strijd met de Afrikaanse wildernis. Het vergde een enorm doorzettingsvermogen om hitte en kou, honger, dorst en ziekte en de dreiging van wilde dieren en stammen te trotseren. Soms werd het hen te machtig, bijvoorbeeld bij de vondst van een giftige pijlpunt. ‘Kon mijn reisgesellen niet persuaderen verder te gaan’, zo verzuchtte de expeditieleider in zijn reisjournaal. Maar Gordon nam met verve de rol van ‘vader van zijn metgezellen’ op zich, en wist iedereen meestal uitstekend te enthousiasmeren in de speurtocht naar het nieuwe en onbekende.

Niet alleen mensen, planten en dieren, maar ook geologie, meteorologie en cartografie interesseerden Gordon. Vooral dieren konden op zijn mateloze belangstelling rekenen, hoewel ze die belangstelling lang niet altijd overleefden. Om een dier goed te kunnen bekijken, te meten en te ‘savoureeren’ kwam het geweer goed van pas. Voor zijn vierde reis stond het ‘kameelpaard’ – de giraffe – op zijn verlanglijstje en ook die overleefde de ontmoeting niet, ook al vond de ontdekkingsreiziger ‘dit schone en sonderlinge dier een der fraayste dat de natuur formeerd [ … ]’. Met de gegevens over dit dier, met zijn huid en zijn skelet hoopte Gordon op erkenning door Willem V in het verre Holland.

Die erkenning kwam nooit, mede door de veranderde politieke situatie in Europa. In 1793 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Nederland en ‘tiran’ Willem V. Met het oprukken van de Fransen legde de prins zich bij het onvermijdelijke neer en vertrok met zijn gezin richting Engeland. Op 23 januari 1795 onthief de Staten-Generaal Willem V uit al zijn functies: de Bataafse republiek was een feit. Maar in het verre Kaapstad was dit bericht nog niet doorgedrongen. Gordon, op dat moment legeraanvoerder, schatte de situatie daardoor helemaal verkeerd in. De Engelsen kwamen de Kaapse kust met hun oorlogsbodems veroveren, en niet om getuigenis af te leggen van hun vriendschap met Willem V, zoals Gordon dacht. Na de verovering was verachting zijn deel en met een gericht schot maakte hij een eind aan zijn eigen leven. Tragisch, zeker wel, maar gelukkig is er nu dit boek van Panhuysen, dat postuum voor de erkenning zorgt waar Gordon tijdens zijn leven zo vreselijk naar op zoek was.

Radiointerview met Luc Panhuysen bij OBAlive

Een Nederlander in de wildernis – De ontdekkingsreizen van Robert Jacob Gordon (1743 – 1795) in Zuid-Afrika
Auteur: Luc Panhuysen
ISBN: 9789086890668
Uitgever: Nieuw Amsterdam, in samenwerking met het Rijksmuseum, Amsterdam
Uitvoering: paperback met flappen, 192 pagina’s, met 32 pagina’s kleurkatern met uniek beeldmateriaal uit de ‘Atlas Gordon’
Prijs: € 18,95

Afbeelding bij dit item: Giraffe met Hottentotkrijger, afkomstig uit de Atlas Gordon, collectie Rijksmuseum.

Bericht geplaatst in: pas verschenen, boekrecensie, nieuwtje