REIZIGERS DOOR DE GROTE OORLOG

Geplaatst op 9 maart 2009 door Jos Martens
Reizigers door de Grote Oorlog
Weinig mensen weten dat België een der allereerste afdelingen pantserauto’s bezat.

In 1915 wordt in Parijs een Belgische gevechtseenheid gevormd, het ACM – les Autos-Canons-Mitrailleuses, die opereert met gepantserde auto’s. Doordat het westelijk front al spoedig stagneert in een loopgravenoorlog, is er voor het korps geen emplooi meer.

Koning Albert I schenkt dit elitekorps aan de Russische tsaar. Vierhonderd Belgische oorlogsvrijwilligers vertrekken naar het Russische front, dat nog steeds in beweging is en waar ze nuttiger werk kunnen leveren voor de geallieerde zaak. Zij worden ingezet aan het Galicische front, tegen de Duits-Oostenrijkse vijand en nemen deel aan enkele offensieven, die telkens op niets uitlopen. Om propagandaredenen wordt het optreden van het korps flink opgeblazen. Zo circuleert in Franse tijdschriften het (volledig verzonnen) indianenverhaal van een Belgische raid, meer dan 100 km achter de Oostenrijkse linies. Het levert wel 100 verse rekruten op voor het korps.

Dan breekt 1917 aan, met kort na elkaar twee Russische revoluties: die van Kerenski en die van de bolsjewieken onder Lenin en Trotski. De Belgen zijn ontzette getuigen van de januari-bloedbaden (1918) in Kiev. Ze krijgen de chaos van de Russische revolutie over zich heen en beginnen per trein aan een moeizame tocht die hen dwars door Siberië en China voert. Regelmatig komen zij in botsing met gewapende bendes bolsjewieken die hun wapens opeisen, wat de Belgen telkens weigeren uit gezond zelfbehoud. Onderweg deserteren vier manschappen om zich aan te sluiten bij de ‘Witten’, de contrarevolutionaire troepen van de Kozakkenhetman Semjonov. Uiteindelijk bereiken ze Vladivostok, waar ze op 25 april 1918 geëvacueerd worden met een Amerikaans oorlogsschip, de Sheridan. Aan boord wordt de militaire discipline opnieuw vaster aangesnoerd. De vrijgevochten mentaliteit van de Belgen was hun nominale aanvoerder, generaal de Ryckel, al lang een doorn in het oog. Officieren en gewone soldaten gingen volgens hem (en volgens de gebruiken van die tijd) veel te familiair met elkaar om. Het minste wat je kunt zeggen is dat ze weinig geluk hadden met hun bevelhebbers bij het Russische hoofdkwartier. De Ryckel was een salongeneraal die zijn comfortabel onderkomen in Petrograd (St.-Petersburg) één enkele keer verruilde voor de modder achter het front bij een bezoek aan ‘zijn’ ACM-manschappen. Vermoedelijk door zijn toedoen kregen zij de reputatie van onhandelbare en tuchtloze bende herrieschoppers, aangetast door de bolsjewieken. Een reputatie die zij tijdens hun tocht door de Verenigde Staten niet meer kwijt zouden raken.

Van San Francisco tot bij hun aankomst in New York in mei 1918 mogen ze in alle grote steden in militaire parades opdraven als oorlogshelden uit “brave little Belgium.”

Op 23 juni ontschepen ze eindelijk in Bordeaux. Onmiddellijk volgt de ontnuchtering: hier zijn ze geen helden meer, maar een onooglijk groepje soldaten in een miljoenenmassa. Op 15 juli 1918 wordt het ACM ontbonden. In Rusland laten zij hun 11 doden achter op het kerkhof van Tarnopol.


Bespreking

De auteurs illustreren hun odyssee met meer dan 100 originele foto’s, waarvan een aantal van verrassend goede kwaliteit. Dit is in de eerste plaats te danken aan de medewerking van Richard Boijen, archivaris van het documentatiecentrum van het Koninklijk Legermuseum Brussel, die in 2007 overleed, nog voor het boek voltooid was. Zij maakten eveneens dankbaar gebruik van talloze documenten in het bezit van nakomelingen van de ACM-leden.
Reizigers door de Grote Oorlog is een bijzonder boeiend tijdsdocument doordat de auteurs veel dagboekverslagen enz. verwerkt hebben, waardoor je onverbloemd de vaak miserabele leefomstandigheden leert kennen maar ook de even vaak racistische en bekrompen mentaliteit van de Belgische militairen. Vooral hun antisemitisme komt ons nu als bijzonder stuitend over.

Tenslotte volgen Thiry en Van Cleemput de verdere lotgevallen van een aantal ACM-leden na de oorlog, ook van de ‘deserteurs’ die in Rusland bleven om te vechten tegen de bolsjewieken. De meesten vormden immers levenslang een hechte groep wapenbroeders. In zijn boek Passage à Kiew (1990) verwoordt Marcel Thiry (geen familie van de auteur) treffend hoe de Belgische militairen de Russische Oktoberrevolutie hebben ondergaan: “Hoe konden we in die tijd iets weten van de gigantische gebeurtenissen die zich rondom ons voltrokken. On voit mal les montagnes quand on y habite” (p. 287). Gelukkig voor de hedendaagse lezer voorzien de auteurs regelmatig achtergrondinformatie uit andere bronnen om deze lacune in de dagboeken van de Belgen op te vullen. Met hun boek brengen zij een totaal onbekend wapenfeit onder de aandacht van een ruim publiek en van het collectieve geheugen. Geen geringe verdienste: op dit ogenblik is er bij ons weten geen enkel Waals of Vlaams schoolboek geschiedenis dat het verhaal van het ACM brengt. Ook in buitenlandse studies zal men het tevergeefs zoeken. De 400 Belgen waren maar een miserabel kleine zandkorrel in de machinerie van de Grote Oorlog, vergeleken met de analoge avonturen van het Tsjechisch Legioen. Maar die waren dan ook met honderd maal meer - 40.000.

August Thiry & Dirk Van Cleemput, Reizigers door de Grote Oorlog. De odyssee van een Belgisch pantserkorps 1915-1919. Leuven, Davidsfonds, 2008
324 blz.- foto’s, krtn., register.

 

Bericht geplaatst in: artikel, boekrecensie