WELTERUSTEN, MIJNHEER DE PRESIDENT

Geplaatst op 18 maart 2007 door Karin van Andel

Rimko van der Maar onderzocht de reacties van de Nederlandse regering op de protesten van de bevolking tegen de oorlog in Vietnam.

rimko2.jpgInleiding
De jaren zestig roepen bij iedereen bepaalde beelden op. Het was een roerige periode waarin de maatschappij ingrijpende veranderingen onderging. Massale demonstraties en andere vormen van protest waren aan de orde van de dag. Het was onder andere de Vietnam oorlog die in Nederland veel stof deed opwaaien. De pro-Amerikaanse regering stond pal tegenover haar bevolking, die de oorlog sterk afkeurde. Maar was deze weerstand tegen het Nederlandse beleid wel zo massaal als altijd wordt gedacht? Was de Nederlandse regering wel zo doof voor de protesten? Rimko van der Maar schreef onlangs een proefschrift over dit onderwerp. Als historicus is hij werkzaam bij het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur van de Universiteit van Utrecht.


De onderzoeksvraag
Van der Maar bekijkt de wisselwerking tussen het maatschappelijke protest en het politieke debat ten tijde van de Vietnamoorlog. Hij onderzoekt op welke manier en waarom de regering onder druk werd gezet vanwege haar steun voor het Amerikaanse optreden. In het kader hiervan kijkt hij naar het verloop van het politieke debat en hoe de actiegroepen hierin een plaats namen. Daarnaast onderzoekt hij hoe de regering in het openbaar en achter de schermen met de maatschappelijke én de parlementaire kritiek omging.

Eerdere studies
Eerdere studies over de effecten van de Vietnamoorlog op de maatschappij en de politiek zijn schaars. Van der Maar vult hiermee een hiaat. Hij vindt dat de voorgaande studies te veel vanuit een links perspectief zijn benaderd. Vanuit dit perspectief worden de linkse oppositiepartijen beschouwd als ‘goed’ en de pro-Amerikaanse, conservatieve regering als ‘fout’. Van der Maar pleit voor een genuanceerdere blik.
Eén van de voorgangers van Van der Maar is de Amerikaanse historicus Kennedy. Kennedy richt zit vooral op rol van gezagsdragers in de jaren zestig. Met betrekking tot de maatschappelijke veranderingen in die tijd concludeert Kennedy dat deze juist gestuurd werden door de gezagsdragers, in plaats van tegengehouden. De Nederlandse overheid was in zijn optiek progressief, waardoor veranderingen mogelijk waren. “Deze elites (de gezagsdragers) vonden het makkelijker de stroom te kanaliseren dan te stuiten.” Van der Maar kan zich in dit idee vinden.

{mospagebreak}Opbouw van het boek
In de eerste drie hoofdstukken wordt nauwgezet een beschrijving gegeven van de ontwikkelingsgeschiedenis van het protest. In het eerste hoofdstuk geeft Van der Maar een goed leesbaar overzicht over het tot stand komen van het conflict en de eerste reacties daarop in Nederland. De Amerikanen intervenieerden in Vietnam om het oprukkende communisme in de Aziatische landen tegen te gaan. Gevreesd werd dat Vietnam, eveneens als het buurland China, een communistisch staatsbestel zou krijgen. Wat begon als een onafhankelijkheidsoorlog tegen de kolonisator Frankrijk eindigde in een langdurige oorlog tegen Amerika. De houding van de Nederlandse regering werd op dat moment vertegenwoordigd en bepaald door Luns, minister van buitenlandse zaken. Aanvankelijk weigerde hij de Amerikaanse aanval te ondersteunen, maar later zette hij zich pal achter de Amerikanen. Meteen al in het eerste jaar van het conflict waren er al kritische geluiden te horen in de politiek. De regering stemde wel in met het doel van de interventie, maar had onder andere moeite met de bombardementen.

In de twee volgende hoofdstukken wordt het toenemende protest in de periode van 1965 tot 1968 beschreven. Niet alleen in de maatschappij verbreedde het protest zich, maar ook kwamen er steeds meer geluiden van protest uit het parlement. Daar het een opsomming is van alle protesten is het een aaneenschakeling geworden van petities, protestbrieven, (kamer)debatten, demonstraties en dergelijke. Hierdoor is de leesbaarheid wat minder geworden.

Hoofdstuk vier handelt over het protestjaar 1968. Door Europa ging in dat jaar een golf van protest. In ons land richtte het protest zich tegen de Amerikaanse president Johnson. Het beledigen van een bevriend staatshoofd was bij de Nederlandse verboden. Demonstranten trokken zich daar niks van aan. De leuze ‘Johnson oorlogsmisdadiger’ was overal te lezen op pamfletten en te horen in demonstraties. Harde politieoptredens hier tegen waren dagelijks te zien op televisie. Bovendien waren deze optredens wegens capaciteitsproblemen inconsequent. Een hachelijke situatie. De beste oplossing bleek de afschaffing van het wetsartikel. Voor het eerst had een protestactie direct invloed op de politiek.

Aan het einde van hoofdstuk vier worden we nog verrast met de landelijke Vietnamenquête, eveneens in 1968. Uit de uitslag van deze enquête bleek dat een meerderheid van de Nederlandse bevolking achter de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam stond (ong. 70%). De meerderheid was het echter niet eens met de bombardementen, men verlangde een politieke oplossing. Uit deze twee gebeurtenissen concludeert Van der Maar dat de overheid niet helemaal doof was voor de protesten en dat de weerstand tegen de Vietnamoorlog onder de bevolking niet zo massaal was als altijd wordt gedacht. Het lijkt of Van der Maar midden in het boek al zijn eindconclusie al getrokken heeft.

Hoofdstuk vijf tot en met zeven behandelen 3 aparte casussen in de periode van 1969 tot 1973 die indertijd tot grote maatschappelijke onrust leidden. Deze periode was een nieuwe fase in de protesten tegen de oorlog; er werd minder actie gevoerd, maar de acties waren wel groter en breder opgezet dan voorheen. De gebeurtenissen die worden besproken zijn achtereenvolgens de Amerikaanse aanval in Cambodja, de aanvraag van een verblijfsvergunning door de Amerikaanse deserteur Weaver en de kerstbombardementen van 1972.

{mospagebreak}Conclusies van het onderzoek
Van der Maar concludeert dat de Nederlandse overheid altijd achter de Amerikaanse Vietnampolitiek heeft gestaan, maar dat ze niet helemaal doof was voor de protesten. De protestacties hadden zeker in het begin geen directe invloed op de politiek, maar wakkerde wel de discussie aan. Ook vanuit het parlement kwam er steeds meer kritiek op het door Amerika gevoerde beleid.

De activisten waren een bonte verzameling van mensen met uiteenlopende motieven, achtergronden en doelstellingen. Het protest was niet zo massaal als wel eens wordt aangenomen; de grote (zwijgende) meerderheid bleek achter de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam te staan.
De activisten dachten toen dat de regering aan hun protesten voorbij ging en onvoorwaardelijk achter Amerika stond. Later werd het algemene beeld dat de regering onder druk van de massa en media hun ideeën moest bijstellen. De waarheid ligt hier ergens tussen, volgens Van der Maar.

Het boek over het geheel bezien

Het boek is goed gestructureerd. Ieder hoofdstuk behandelt een van te voren afgebakend thema, dat ook weer wordt opgedeeld in deelvragen. Wat ik hierdoor mis is een eenduidige vraagstelling. Het is als lezer lastig om de rode draad te vinden en die vast te houden. Gelukkig komt Van der Maar aan het einde van ieder hoofdstuk met een conclusie (samenvatting), wat de lezer weer wat houvast geeft.

Van der Maar bekijkt de gevolgen en de houding ten opzichtte van de Vietnamoorlog in Nederland vrijwel als een op zichzelf staand gebeuren. Maar is de (veranderende) opstelling van de regering niet onder druk komen te staan vanwege een verdergaand proces? De jaren zestig worden gekenmerkt door tal van protesten, niet alleen tegen de Vietnamoorlog. Ook de media hebben enorm veel invloed gehad. Het was de eerste oorlog die te volgen was op de televisie. Niet eerder werden de mensen zo direct geconfronteerd met gruwelijkheden die zich ver weg afspeelden. De vraag is of dus of dit wel zo geïsoleerd kan worden bekeken.


Welterusten, mijnheer de president. Nederland en de Vietnamoorlog 1965 – 1973.
Rimko van der Maar. Uitgeverij: Boom, Amsterdam 2007. 294 blz. €19,50.


Bericht geplaatst in: boekrecensie