MICHIEL DE RUYTER HEETTE GEEN TROUWHAND

Geplaatst op 28 februari 2007 door Ronald Prud
Onlangs werden wij opgeschrikt door het bericht dat Michiel De Ruyter Trouwhand als achternaam zou hebben gevoerd. Dr. Ronald Prud'homme van Reine wijst deze conclusie van de hand.

Publiciteit
Op dinsdag 13 februari 2007 werd eenieder die op enigerlei wijze in Michiel de Ruyter is geïnteresseerd opgeschrikt door het bericht dat Nederlands beroemdste zeeheld aanvankelijk niet De Ruyter maar Trouwhand als achternaam zou hebben gevoerd. Het NOS Radio1 Journaal en NOS Journaal op de televisie van 18.00 uur hadden de primeur en daarna volgden veel krantenberichten en aankondigingen op internetsites. Deze ‘tsunami’ aan publiciteit was zorgvuldig geregisseerd door het Zeeuws Archief in Middelburg. Dit archief presenteerde op woensdag 14 februari een boekje van de hand van kaapvaartdeskundige en archiefmedewerker Drs. Ivo van Loo, getiteld Kapitein Trouwhand, de Zeeuwse jaren van Michiel Adriaenszoon de Ruyter, 1607-1655, waarin de nieuwe archiefvondsten zijn verwerkt. Het boekje begeleidt de tentoonstelling ‘Zeeuwse Zeehelden’ in het Zeeuws Archief, die eind maart wordt geopend.

Inhoud
Hoewel het boekje blijkens de ondertitel de pretentie heeft de Zeeuwse jaren van Michiel de Ruyter tussen 1607 en 1655 te beschrijven, concentreert het zich bijna helemaal op zijn jaren als kaper in dienst van de gebroeders Lampsins, tussen 1635 en 1637. Vrijwel niets staat er dus bijvoorbeeld in over De Ruyters woonhuizen in Vlissingen en over zijn jaren als zeeofficier bij de Zeeuwse admiraliteit tijdens de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654).

Bij de overigens interessante beschrijving van De Ruyters jaren als kaper gaat begrijpelijkerwijs de grootste aandacht uit naar twee vondsten. Van Loo vond een aanstellingsbrief gedateerd 3 oktober 1635 van admiraal-generaal Frederik Hendrik, de bekende stadhouder van Holland, voor een zekere ‘Michiel Trauwhant’. Die aanstellingsbrief is alleen ondertekend door Frederik Hendrik en niet door Michiel Trouwhand. Trouwhands schip de Graeuwen Heynst (Grauwe of Grijze Hengst) werd op 6 januari 1636 op de rede van Calais door de Engelse vice-admiraal John Pennington op verdenking van piraterij overmeesterd en opgebracht naar Sandwich in Engeland. Trouwhand verbleef tijdens de Engelse confiscatie voor Calais niet aan boord maar in de stad en reisde zijn schip achterna. In Engeland gearriveerd beklaagde Trouwhand zich over de handelwijze van Pennington en de schade die hij daardoor had geleden. Toen was gebleken dat Trouwhand zich niet schuldig had gemaakt aan zeeroof, werd zijn schip vrijgegeven en zijn bemanning op vrije voeten gesteld. Trouwhand stak weer met zijn schip in zee en verdween uit de geschiedenis. In een brief van 18 januari 1636 maakte de Nederlandse gezant in Londen, de Zeeuw Albert Joachimi, melding van het gebeuren, waardoor we weten dat Trouwhand in Engeland was gearriveerd en zijn schip en bemanning had losgekregen. Joachimi spreekt van een Vlissings fregat, waarvan ‘de capiteijn is genaemt Michiel Trouhant alias Ruijter’. Dit is de tweede en laatste naamsvermelding van Trouwhand, die van Joachimi het alias ‘Ruijter’ krijgt, dat we dus in combinatie met de naam Trouwhand zegge en schrijve één keer aantreffen.

Zouden Trouwhand en Michiel Adriaenszoon één persoon zijn, dan heeft hij de naam dus drie maanden gevoerd. In ieder geval ondertekent De Ruyter in september 1635 zijn scheepsjournaal nog met Michiel Adriaensz. en komt hij in het archief van de Zeeuwse rekenkamer vanaf mei 1636 als Michiel Adriaensz. en als Michiel de Ruyter voor. Ook bij zijn huwelijk op 1 juli 1636 noemde hij zich Michiel Adriaenssen. Op zijn best zou de extra bijnaam dus een kort intermezzo zijn. Nergens wordt in 1636 de naam van het schip waarop De Ruyter vaart vermeld, zodat de veronderstelling dat dat hetzelfde schip is als waarop Michiel Trouwhand voer niet kan worden gestaafd.

Trouwhand of De Ruyter?
Het Zeeuws Archief meldde vanaf 14 februari op zijn website zeer onduidelijk dat Michiel voor 1636 met de naam Trouwhand tekende (terwijl er geen handtekening van Michiel Trouwhand bekend is!). Geen wonder dat het verhaal in de kranten is geworden dat Michiel Adriaenszoon al bij zijn geboorte Trouwhand zou hebben geheten. Daar klopte natuurlijk niets van, maar het Zeeuws Archief ondernam er geen actie tegen. Op 19 februari werd de website bijgewerkt, maar ook nu nog staat op de homepage dat Michiel voor 1636 de naam Trouwhand gebruikte. Pas in het artikel zelf wordt duidelijk dat de naam Trouwhand alleen tussen oktober 1635 en januari 1636 is teruggevonden. Ten tijde van de bewerking van de website was alle publiciteit achter de rug en had de gedachte dat Michiel Adriaenszoon al bij zijn geboorte Trouwhand heette allerwegen ingang gevonden. Ook vertelde Ivo van Loo in de reportage van het NOS journaal dat De Ruyter met zijn schip naar Engeland was opgebracht. Voor het NOS Journaal leek het alles bij elkaar een mooie scoop: Michiel Adriaenszoon Trouwhand die al jaren voor het begin van de Eerste Engelse Oorlog gevankelijk door aartsvijand Engeland werd opgebracht. In het boekje vertelt Van Loo overigens wel duidelijk dat de kapitein zijn schip achterna reisde, maar hij noemt hem De Ruyter. Doordat dit verhaal pas aan het einde van zijn relaas (p. 22) aan de orde komt, lang na de paragraaf over de naam Trouwhand/De Ruyter (pp. 9-12) krijgt de lezer de indruk dat het vaststaat dat het de beroemde De Ruyter was die naar Engeland ging.

Maar of Trouwhand en De Ruyter één en dezelfde persoon zijn is verre van zeker. Geef je iemand twee bijnamen en vermeld je die dan? Wat vertelt Van Loo over de betekenis en herkomst van deze bijnamen? Hij is daar zeer summier over en dat is eigenlijk onbegrijpelijk wanneer je een boekje publiceert waarin deze kwestie centraal staat. De keuze voor de bijnaam Trouwhand noemt hij een eigen keuze van De Ruyter, ‘die mogelijk verwijst naar De Ruyters bekende karaktertrek’. Het was volgens de auteur een bewuste keuze, maar de naam raakte nooit ingeburgerd. Van Loo: ‘Daarom is het onwaarschijnlijk dat de naam De Ruyter iets van doen heeft met zijn verleden als ruiter of dat van zijn familie’. De bijnaam Ruyter zou ’vooral door anderen’ aan Michiel Adriaenszoon zijn gegeven. Daarom zou het even hebben geduurd voordat hij er zelf mee uit de voeten kon. Bij zijn huwelijk op 1 juli 1636 tekende hij met Michiel Adriaenssen en pas in april 1637 is de eerste handtekening Machgyel Adryaenssen Ruyter te vinden. Van Loo speculeert vervolgens dat het alias De Ruyter verwijst naar ‘ruiten’ of ‘roven’ in de betekenis van vrijbuiter of officieel kaperkapitein, ‘zoals dat tot in het begin van de zeventiende eeuw werd gebruikt’. Die betekenis zou bevestiging vinden in de naam van het fregat dat Michiel commandeerde, de Grijze Hengst, die volgens Van Loo de associatie wekt van de ruiter te paard als scheepsbevelhebber en van de kapitein als ‘ruiter’ of kaper.

Tegenargumenten
Allereerst: is die associatie wel zo logisch? Michiel zou als kapitein op dit schip eerder ‘Hengst’ in één of andere spellingsvariant zijn genoemd dan ruiter, want het is toch wel een gedachtesprong om van hengst tot ruiter te komen. We kennen het voorbeeld van Harpert Maertenszoon, de vader van Maerten Harpertsz. Tromp, die zijn bijnaam ontleende aan zijn schip de Olifantstromp (olifantsslurf). Hij werd dus echt naar zijn scheepsnaam vernoemd. De naam Ruyter verwees inderdaad tot het begin van de zeventiende eeuw soms naar roven, maar niet meer omstreeks 1635. De Ruyter komt niet voor niets in talloze contemporaine gedichten voor als man te paard en nooit als rover. De associatie met dit laatste begrip zou voor De Ruyter ongetwijfeld ook voldoende reden zijn geweest om niet lang prijs te stellen op deze bijnaam. Dat ‘vooral anderen’ Michiel Adriaenszoon de bijnaam De Ruyter hebben gegeven is onbewijsbaar. Zo’n bijnaam groeit vaak door de jaren. Eerst wordt hij informeel gebruikt en pas na verloop van (soms lange) tijd wordt hij formeel doordat de drager van de bijnaam hem als achternaam gaat gebruiken. Daarom blijft het heel goed mogelijk dat de bijnaam Ruyter verwijst naar Michiels verleden als ruiter tijdens het beleg van Bergen op Zoom.

Vervolgens: betekent Trouwhand iets in de trant van trouwe hand en is het een bijnaam? Van Loo veronderstelt maar iets, want blijkens het Woordenboek der Nederlandsche Taal komt trouwhand als Nederlands woord alleen maar voor als een voorwerp in de vorm van een hand, als zinnebeeld van trouw. Het woord gaat terug op het Franse truand=landloper, vagebond. Trouhant was ook een district in Bourgondië en er leefden in Vlaanderen diverse families Trouhant/Trouwhand. Zo overleed in Ieper een zekere Bernardus Trouhant in 1683. Het is zeer goed denkbaar dat een Vlaming of Fransman Trouwhand korte tijd als kaper in Vlissingen werkzaam is geweest. Over het verdwijnen naar het buitenland of het overlijden van zo’n kapitein is in de onderzochte archieven van de Zeeuwse rekenkamer uiteraard niets terug te vinden. Michiel Trouwhand kan zijn achternaam in 1635 al een tijd als familienaam hebben gevoerd, maar ook als bijnaam op de kaperbrief hebben laten vermelden. Voor een kaper is het zeer toepasselijk zich Trouwhand te noemen in de betekenis van vagebond.

Ten slotte: Michiel de Ruyter tekende in zijn leven eerst Michiel Adriaenszoon en daarna Michiel Adriaenszoon Ruyter. Is het aannemelijk dat hij dat een kort intermezzo van drie maanden (oktober 1635-januari 1636) niet heeft gedaan? Het is zeer onwaarschijnlijk. Michiel voerde zijn hele leven trots zijn patroniem Adriaenszoon. In dit land liet men zijn patroniem niet zomaar weg. In het buitenland, bijvoorbeeld in de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk, was het in het begin van de zeventiende eeuw al lang gebruikelijk een achternaam te voeren zonder patroniem. Eens te meer een reden om de herkomst van Michiel Trouwhand in het buitenland te zoeken. Wat ook niet helpt is dat er geen handtekening van Michiel Trouwhand is teruggevonden. Daardoor kan het handschrift van beide personen niet worden vergeleken. En nergens wordt in de archieven de Zeeuwse rekenkamer in 1636 de Grijze Hengst als schip van De Ruyter genoemd. Resteert Trouwhands alias Ruyter. Is dat nu zo’n bijzondere bijnaam? Het is heel goed mogelijk dat Trouwhand zijn schip te paard achterna is gereisd en dat dat hem zijn nieuwe alias heeft opgeleverd.

Conclusie
Het is toevallig dat er een Michiel Trouwhand met een (éénmaal vermeld) alias Ruyter opduikt in de Zeeuwse kaapvaart in de winter van 1635-1636, maar niet meer dan dat. Er lopen in deze tijd talloze mensen met de achternaam/bijnaam Ruyter rond die nooit bekend zijn geworden. Een enkele kreeg zelfs wel bekendheid: ik denk aan Herman de Ruyter (1540-1570), de geuzenleider die bij verrassing slot Loevestein veroverde en op dramatische wijze sneuvelde bij de herneming van het slot door de Spanjaarden. Jan Fredrik Oltmans, de auteur van De Schaapherder (Jan van Schaffelaer), schreef daar in 1834 een prachtige roman over. Er is bij vorige herdenkingen van De Ruyter al van alles beweerd over vermeende voorouders en familieleden van De Ruyter, dat later moest worden herroepen. Zo was er het geval van De Zeeuwse WIC-zeeofficier Pieter Adriaenszoon Ita, die vanwege zijn patroniem een broer zou zijn van De Ruyter. Deze herdenking levert ons kapitein Trouwhand alias De Ruyter op. Wie weet wordt bij een volgende De Ruyterherdenking beweerd dat de dappere geuzenleider Herman de Ruyter een voorvader van de grote zeeheld was!

Zie ook: Zeeuws Archief zet onderzoek naar De Ruyter voort

Bericht geplaatst in: artikel