ATLAS VAN DE SCHIE. 2500 JAAR WERKEN AAN LAND EN WATER

Geplaatst op 4 januari 2017 door Reinard Maarleveld
Atlas van de Schie. 2500 jaar werken aan land en water
Bron: www.geschiedenisvanzuidholland.nl. De Schie ter hoogte van Hofwijk (begraafplaats) en Tempel. Rechts raast het verkeer over de A13.

Een prachtig lees- en kijkboek over de geschiedenis van de Schie en het stroomgebied tussen Delft, Rotterdam en Schiedam. 

Schiedammers hadden al de mooie Historische Atlas van Schiedam. Nu is daar een fraai werk bijgekomen: Atlas van de Schie. 2500 jaar werken aan land en water. In groot formaat, boordevol historische kaarten, reconstructietekeningen, oude en recente foto’s. Daarbij leveren de auteurs (Jaap Evert Abrahamse, Ad van der Zee, Menne Kosian, Yvonne van Mil, Marcel IJsselstein en Rik Feiken) goed werk: heldere teksten met veel informatie en aandacht voor historische details in het landschap.

Een goed idee om over de gemeentegrenzen te kijken. Wanneer je met de fiets van Schiedam door Midden-Delfland naar Delft of Rotterdam reist ontdek je verschillende Schieën en vaarten en sloten die daarmee in verbinding staan. Je passeert, via bruggen en sluizen, eeuwenoude monumenten als het Delftse Kruithuis of de Hoge Brug bij Overschie en industrieel werelderfgoed als de Van Nellefabriek. Is er één verhaal te vertellen over dit gebied? Een lastige opgave.

Rechts: Omslag van het besproken boek

Toch is dat ene verhaal het uitgangspunt geweest van de makers van Atlas van de Schie. Het is een beschrijving (wat zien we nu?) en een analyse (hoe is dat wat we zien tot stand gekomen?) van het Schie-gebied. Daarbij wordt het gebied vanuit verschillende invalshoeken over een periode van 2500 jaar bekeken. Het gaat om stedenbouw, infrastructuur, landbouw, waterstaat, economie, bestuur en ruimtelijke ordening. De auteurs sluiten af met een blik naar de toekomst: welke keuzes zijn er voor de ontwikkeling van het Schiegebied en wat is de meest wenselijke?

Mens en Landschap is het eerste hoofdstuk van de Atlas en beschrijft de periode tot het jaar 1000. Met reconstructietekeningen, foto’s van archeologische vondsten en moderne luchtfoto’s wordt de vroegste geschiedenis verteld. Het Schiegebied bestaat dan voornamelijk uit moeras met wat hoger gelegen ruggen en oeverwallen. De zee ovespoelt regelmatig het land. Mensen proberen het land bewoonbaar te maken door de aanleg van dammen, greppels en duikers.

De periode tussen 950 en 1200 (hoofdstuk 2) wordt aangeduid als “De grote ontginning”. De graaf van Holland organiseert soms in samenwerking en soms in concurrentie met vermogende kloosters en edellieden de aanleg van dijken en dammen en polders. Een kaart met een reconstructie van het Schiegebied rond 1200 toont de vele polders, sloten, kanalen en rivieren. We herkennen de moderne namen en zien dat het oude waterstromen waren: de Vlaarding, de Harg (eerder Thurlede genoemd), de Slimme Waterring, de Spange.

De aanleg van de dam in de Schie (vóór 1262) heeft ingrijpende gevolgen voor de waterhuishouding in het Schiegebied als geheel. De aanleg van de poldervaart wordt noodzakelijk om de afwatering van de Delftse Schie mogelijk te maken. Een en ander komt uitgebreid aan de orde in het derde hoofdstuk: Waterstaat, handel en stedelijke naijver 1200 – 1550. De waterhuishouding wordt georganiseerd door hoogheemraadschappen (Schieland en Delfland) en in de vijftiende eeuw doen windwatermolens hun intrede waarmee de polders effectiever kunnen worden bemalen. De concurrentie tussen Schiedam, Rotterdam en Delft neemt toe. De aanleg van de Rotterdamse Schie en de Delfshavense Schie zijn bedreigingen voor Schiedam. Gelukkig voor Rotterdam houdt Delft de nieuwe haven aan de Maas bewust klein uit angst dat Delfshaven haar moederstad zal overvleugelen.

De periode tussen 1550 en 1850 (“Gouden Eeuw en teruggang”) is het onderwerp van het vierde hoofdstuk. We zien dat de economische bloei leidt tot spanningen tussen de steden in het gewest Holland. Zo is er tussen 1450 en 1648 een niet aflatende strijd tussen Delft (vóór) en Gouda (tegen) over de bouw van een sluis bij Leidschendam. Met de aanleg van de Haarlemmertrekvaart in 1657 komt er een rechtstreekse verbinding tot stand over water tussen Amsterdam en Rotterdam. Gouda is daar de dupe van. Ook de hoogheemraadschappen Delfland en Schieland maken elkaar het leven zuur. Beide waterschappen beheren een deel van het stroomgebied van de Schie. Pas in 1920 komt de hele Schieboezem onder het beheer van het hoogheemraadschap Delfland. Een rode draad in de Atlas van de Schie is de voortdurende bodemdaling van het gebied, veroorzaakt door afwatering, bebouwing en turfwinning. Een probleem dat tot in onze tijd voortduurt.



Waterwegen zijn vanouds ook belangrijke transportroutes. De Schie vormt daarop geen uitzondering. Tot aan de komst van de spoorwegen vanaf het midden van de negentiende eeuw is er een druk verkeer van jachtschuiten (personenvervoer), marktschuiten (goederenvervoer) en veerschuiten. De beurtvaart is de “intercity-verbinding” tussen bijvoorbeeld Schiedam en de grote steden in de rest van het land. In het vijfde hoofdstuk wordt dit scheepvaartverkeer in kaart gebracht: “De Schie als trekvaart 1650 – 1850.”

Links: Illustratie uit digiboekje Trekvaarten. https://geschiedenisvanzuidholland.nl/eropuit/erfgoedkaart-trekvaarten

Tussen 1850 en 1940 ontstaat in het Schiegebied een nieuwe infrastructuur en een snelle groei van de steden. Deze materie wordt in het zesde hoofdstuk besproken. Het landschap ondergaat een metaformose. Stoomgemalen nemen de plaats in van molens, stadsmuren verdwijnen, fabrieken en bedrijven vestigen zich in en rondom de steden. De polders tussen Delft, Rotterdam en Schiedam worden drooggemaakt. Spoorwegen verdringen oude waterwegen als voornaamste transportmiddel.

Tegelijkertijd worden nieuwe grootschalige waterwerken uitgevoerd zoals de aanleg van de Nieuwe Waterweg ( 1866 – 1872) en het Rijn-Schiekanaal (1894). De komst van Scheepswerf en Machinefabriek A&F Smulders (1905), later Gusto genoemd, en Wilton-Fijenoord (1925) zijn voor Schiedam van grote betekenis. In deze periode overvleugelt Rotterdam definitief Delft en Schiedam.

In hoofdstuk zeven (Maakbaar landschap 1940 – 1990) worden de dilemma’s van de beleidsmakers beschreven. Na de Tweede Wereldoorlog neemt de invloed van de rijksoverheid op het Schiegebied toe. Er komt een Rijksdienst voor het Nationale Plan. De taken die samenhangen met landschapsbeheer worden neergelegd bij de provincie. Er ontstaat behoefte aan een groene zone tussen de oprukkende stedelijke regio’s van Den Haag en Rotterdam. Natuurbehoud wordt een aandachtspunt. In de jaren zestig neemt het toerisme toe. Er komen fietspaden en traditionele waterwegen worden mede door pleziervaartuigen gebruikt. Het wegtransport groeit enorm door de aanleg van brede, snelle rijkswegen tussen de grote steden.

Wat te doen met het Schie-gebied? Midden-Delfland moet groen blijven, maar tegelijkertijd staat het boerenbedrijf stil. Dat leidt tot “verrommeling” van het landschap. Boeren bestemmen hun grond voor opslag en stalling. In plaats van koeien staan er caravans op stal. Aan de randen van Midden-Delfland verschijnen nieuwe stedelijke en industriegebieden. De Spaanse polder tussen Rotterdam en Schiedam en de Wippolder (vestigingsgebied van de TU Delft). In 1974 wordt met de Derde Nota Ruimtelijke Ordening een koers uitgezet. De verschillende functies van Midden-Delfland (landbouw, natuur, recreatie en landschap) moeten op elkaar worden afgestemd.

In het laatste hoofdstuk, de Schie als erfgoed, wordt gekeken naar de toekomst. En dan vooral vanuit de visie van de provincie Zuid-Holland en het Erfgoedhuis Zuid-Holland. “Het landschap wordt beschouwd als een cultuurhistorisch ‘merk’, waar beleving op de voorgrond staat en waar men indentiteit aan kan ontlenen.” Die beleving moet worden gestimuleerd door het ontsluiten van historische locaties (havens, terrassen) en de aanleg van fietsroutes. Ook de terugkeer van de trekschuit (als re-enactment) is een mogelijkheid. Midden-Delfland is een “esthetische-leisure”-omgeving, een A-merk waar consumenten graag voor willen betalen. De auteur heeft ook oog voor de negatieve kanten van deze uitgangspunten. Midden-Delfland zou een themapark kunnen worden waar alles draait om vermaak van de bezoeker. Daarmee zou de band met het verleden worden doorgesneden. Het “leesbare landschap” ( de zichtbare verwijzingen naar vroegere functies) zou defintief verdwijnen.


De A4 bij Schiedam in 2015. Foto: https://beeldbank.rws.nl, Rijkswaterstaat / Joop van Houdt

In dit hoofdstuk heeft de redactie wel wat zaken laten liggen. De A4-kwestie komt niet aan de orde. Inmiddels ligt de snelweg er natuurlijk maar wat precies de weerslag is op het landschap weten we pas over een aantal jaren. Veel bewoners van Midden-Delfland maken zich zorgen over de voortgaande inklinking van de bodem. De wateroverlast bij de aanleg van de Ketheltunnel kan een vingerwijzing zijn. Ook de Blankenburgverbinding blijft in het boek onbesproken. Voor de bewoners in en rond het Schie-gebied is Midden-Delfland een krimpende groene postzegel met rafelige randjes. Een kwestbaar gebied dat onder toenemende druk staat zolang de bestuurders in de randstad blijven geloven in sterke, voortgaande groei. Maar misschien hoort die discussie thuis in een ander boek.

Atlas van de Schie is een prachtig boek geworden. Een prettig leesbaar historisch-geografisch verhaal van het Schie-gebied. Royaal uitgevoerd, rijk geillustreerd met historisch en modern materiaal (wat een mooie luchtfoto’s!) met een topografisch register, een personenregister, een literatuurlijst en een notenapparaat. Een dikke tien!

Jaap Evert Abrahamse, Ad van der Zee en Menne Kosian
Atlas van de Schie, 2500 jaar werken aan land en water
Gebonden uitgave, 24,8 x 34,5 cm
208 pagina’s
200 illustraties in kleur
ISBN 978 90 6868 719 4
€ 29,90 tot 24 februari 2017 (daarna € 39,90)

 

Bericht geplaatst in: boekrecensie