ZATERDAGMIDDAGREVOLUTIE

Geplaatst op 6 oktober 2010 door Lieke Wijnia
Zaterdagmiddagrevolutie
Zaterdagmiddagrevolutie. Een lange maar geslaagde titel voor een boek dat verhaalt over de korte maar veelbewogen geschiedenis van de Rode Jeugd in Nederland.
Illustratie boven: De Rode Jeugd in Eindhoven zette zich onder andere af tegen de kapitalistische overheersing van Philips in de stad.

Historicus Maarten van Riel leidt de lezer aan de hand van het leven van Luciën van Hoesel langs de beslommeringen van deze links-radicale jeugdgroepering uit Eindhoven.

Revolutie in Nederland?
Ingeleid door de nuchtere blik van historicus Maarten van Rossem, belooft dit boek een spannend jongensverhaal, dat eerder de aandoenlijkheid dan de avontuurlijkheid van het revolutionairenbestaan laat zien. Het verhaal van Luciën (1950-2000) is aandoenlijk, omdat ondanks alle wereldveranderende plannen en theorieën die de Rode Jeugd er op na hield, de praktijk van het revolutionaire bestaan er heel wat minder charmant uitzag dan verwacht. Daarnaast, zoals Van Rossem met klem benadrukt, leent de Nederlandse situatie met betrekking tot de overheid en sociale voorzieningen zich geenszins voor revolutionaire neigingen. De Rode Jeugd kon, op de ingevingen van een paar vechtlustige politieagenten na, haar acties veelal gewoon uitvoeren. Enkele liepen uit de hand en zorgden voor de nodige chaos, maar er is nooit een dodelijk slachtoffer gevallen. Wel werden er brandbommen op de verkeerde adressen naar binnen gegooid. En dat is typerend voor de hele geschiedenis van Luciën van Hoesel en de Rode Jeugd.

Links-Radicalisme
De Rode Jeugd werd in 1966 opgericht in Amsterdam en had twee jaar later ook een tak in Eindhoven. In de stad, die zowel architectonisch als sociaal-economisch door Philips getekend werd, ontstonden onder de babyboomers hier steeds meer ontevredenheid over. Gevoed door Marxistische en Leninistische theorieën, kwam er steeds meer weerstand tegen de invloed van alom aanwezige vertegenwoordiger van het kapitalisme. (Wist u dat de ETOS door Philips als arbeidersbuurtwinkel werd opgericht en Eendracht, Toewijding, Overleg en Samenwerking betekent?).  Naast de vele arbeidersgezinnen die Eindhoven rijk was, kwamen er halverwege de jaren zestig steeds meer studenten naar de stad. De faciliteiten voor hen bleven echter ver achter bij de behoeften. Daarnaast ontstond er een steeds groter wordende generatiekloof tussen de jeugd en de oudere generaties, door de popcultuur en de lossere moraal die dit met zich meebracht. De Rode Jeugd zag zichzelf als een verzetsorganisatie die het imperialisme en kapitalisme van industrielanden bestreed. Van Riel beschrijft hoe daar veel en ingewikkelde theorie aan ten grondslag lag, maar dat de jongeren die hier op afkwamen eigenlijk vooral iets zochten om bij te horen, iets dat hen een mogelijkheid bood om zich af te zetten tegen de gevestigde orde. Van Riel benadrukt hoe het gebruik van geweld hierbij centraal stond, “het gewelddadige karakter van de Rode Jeugd maakte de beweging fameus en berucht.” Toch laten bijvoorbeeld de pamfletten die werden uitgedeeld bij een hongerstaking tijdens kerst 1968 vooral goede bedoeling zien, die ook werden opgepakt door het establishment. In de Theresiakerk  mocht een staker zelfs de preekstoel beklimmen om de actie toe te lichten. Lichtend voorbeeld van de opstelling van de autoriteiten waar Van Rossem in zijn inleiding naar verwijst.

Eindhoven
Van Riel schetst de ontwikkeling van Luciën, die als rustige, weloverwogen, geëngageerde jongen van zeventien uitgroeit tot een hoofdfiguur van de Eindhovense Rode Jeugd. Luciën raakte door de vroege acties en protesten steeds meer geïnteresseerd in de politiek. Zo deelt hij in 1969 zijn vader mee “dat studeren nergens goed voor was, omdat je met werken alleen andere mensen rijk maakte.” Luciën richtte zich meer en meer op de steeds gewelddadiger wordende Rode Jeugd. Eenzelfde ontwikkeling vond plaats in Duitsland, waar de Rote Armee Faktion (RAF) zich met gewelddadige acties op het publieke toneel begaf. Dit zal van invloed zijn geweest op de Rode Jeugd, maar hun radicalisering is volgens Van Riel meer te wijten aan het “unieke karakter van de stad Eindhoven, waar politieke oppositie ontbrak, de multinational Philips veel invloed had en de politie en de gemeenteraad hard optraden (…).” Het aardige van dit boek is dat Van Riel ook onderzoek heeft gedaan in het Eindhovense politiearchief. Dit is goed te merken in de afwisseling van passages over het wel en wee van de Rode Jeugd met passages waarin de aanpak van de politie wordt beschreven. Zo werd er een infiltrant gerekruteerd, die direct ontmaskerd werd door de Rode Jeugd, dat hij vanaf het begin als, overigens niet heel bruikbare, dubbelspion werd ingezet. De Rode Jeugd werd vanuit Amsterdam aangestuurd, maar de afdeling in Eindhoven splitste zich steeds verder af. De afdelingen in Amsterdam en Kampen reflecteerden het traditionele partijcommunisme. Door rustig zich over de massa te ontfermen, zouden die dan vanzelf tot inkeer komen. Eindhoven richtte zich echter op het actief ontmaskeren van de kapitalisten, zij wilden de revolutie juist afdwingen. Dit werd bestempeld als de ‘terroristische lijn,’ welke in 1971 leidde tot een onoverbrugbare scheiding van afdelingen.

Bommen
In 1972 vertrok Luciën naar Utrecht, om zich hier verder in het linkse activisme te begeven en leden te rekruteren voor de Rode Jeugd nieuwe stijl. Dit was ook het jaar dat Nederland een flink aantal bomaanslagen onderging. Voor geen enkele was er bewijs dat naar de Rode Jeugd leidde, reden voor minister van Agt om ontkennend te reageren op de Kamervragen van VVD Kamerlid Aart Geurtsen of “er voldoende gronden aanwezig waren om de ‘extreemlinkse organisatie Rode Jeugd’ te verbieden.” Ook Van Riel laat in het midden of de door hem genoemde “bommenmanie” van oktober 1972 is toe te schrijven aan de Rode Jeugd. Hij vermeldt wel de sympathieverklaring van de Rode Jeugd Eindhoven, maar over betrokkenheid wordt niet gesproken. Tijdens een familiebezoek in Eindhoven wordt Luciën opgepakt en in bewaring genomen wegens wapenbezit en mogelijke betrokkenheid bij een bomaanslag in Eindhoven. Naar aanleiding hiervan werd de Rode Hulp opgezet. Deze organisatie wilde mensen die in de problemen waren geraakt door hun links activisme rechtsbijstand verlenen. Later zou Luciën zijn detentie omschrijven als “een bedrijfsongeval.” Van Riel excelleert in het schijnbaar achteloos noemen van interessante wist-u-datjes, iets dat zeker bijdraagt aan de leesbaarheid van zijn boek.

Gevangenschap
Luciën werd na zijn voorarrest veroordeeld voor het in het bezit hebben van bommenmateriaal en een revolver. In hoger beroep werd hem in 1973 twee jaar min de zeventien maanden voorarrest opgelegd. Dit was een jaar lager dan de oorspronkelijke eis van het OM. De bedenkelijke rol die de Binnenlandse Veiligheidsdienst hierbij speelde wordt aan de hand van de reacties in de media goed uitgelegd. Toch verandert dit niks aan de veroordeling van Luciën. Hij komt uiteindelijke terecht in het Huis van Bewaring te Scheveningen. Het onderlinge vertrouwen in de Rode Jeugd daalde tot een dieptepunt, omdat er iemand moest zijn geweest die de politie getipt had over Luciën. De Rode Jeugd werd opgeheven, maar enkele belangrijke leden stapten direct over naar de Rode Hulp. In 1974 vond er een gijzeling plaats in de Scheveningse gevangenis, waarbij Luciën een opmerkelijke rol als onderhandelaar speelde. Niet veel langer na de bevrijding van de gijzelnemers, werd ook Luciën vrijgelaten op 8 november 1974.

Desillusie
Direct na zijn vrijlating sloot Luciën zich aan bij de Rode Hulp, die zich vanaf 1974 ook kenmerkte door twee stromingen; een vreedzame solidariteitsbeweging voor hen die in gerechtelijke moeilijkheden kwamen en een offensieve stroming waarbij geweld niet uit de weg werd gegaan. Luciën en zijn boezemvriend Evert van den Berg stonden achter de tweede opvatting. Er vond een internationalisering plaats, omdat er in Nederland vrijwel geen ‘solidariteitsobjecten’ meer waren, die de bijstand van de Rode Hulp nodig hadden. Dan ontvangt de Rode Hulp een uitnodiging om deel te nemen in een trainingskamp in Zuid-Jemen. De reacties waren enthousiast, maar aangekomen in het Al Halama kamp werd de Rode Hulp overrompeld door het fanatieke gedrag van de aanwezige RAF leden. Het kamp bestond uit drie onderdelen; lichamelijke oefening, theoretische scholing en militaire training. De relevantie voor de Nederlandse situatie was echter afwezig en Luciën en consorten twijfelden steeds meer aan hun revolutionaire intenties. De arrestatie en gevangenneming van twee Rode Hulp leden deed de gemoederen verder schudden en de leden gingen hierdoor bij zichzelf te rade of gevangenschap een noodzakelijk kwaad was in het vervullen van hun revolutionaire aspiraties. De conclusie was ontkennend en deze ommezwaai luidde eind 1976 het einde van de Rode Hulp in. Luciën maakte een opvallend makkelijke overstap naar het burgerlijk leven en kon zijn engagement uiteindelijk goed kwijt als sociaal werker met randgroepjongeren. Van Riel concludeert de boeiende geschiedenis, die in deze tijd van politieke versplintering een aardig historisch perspectief biedt, “op cruciale momenten schrok Luciën terug voor de mogelijke consequenties van zijn revolutionaire ambities, en daardoor is Nederland naar alle waarschijnlijkheid een hoop ellende bespaard gebleven.” Luciën van Hoesel overleed in 2000 aan de gevolgen van een hersenbloeding.

Zaterdagmiddagrevolutie. Portret van de Rode Jeugd door Maarten van Riel. Uitgeverij BOOM, ISBN 9789461051134.

Verdere informatie:
Interessante documentaire over de Rode Jeugd: De Rode Jaren. Waren wij Terroristen? Door Leo de Boer en Hans Dortmans, IKON/ Pieter van Huystee (2005).







Bericht geplaatst in: artikel, pas verschenen, boekrecensie