KOM MAAR UIT DE KAST

Geplaatst op 15 september 2010 door Peter de Koning
Kom maar uit de kast
Muziekhistoricus Peter de Koning legt zijn oor te luisteren bij oude liedjes die ons iets kunnen leren over een actueel thema. Vandaag: de emancipatie van homo’s.

De Gemeente Rotterdam zet een klein deel van het stadspark af met piketpaaltjes met de regenboogvlag en gedoogt die plek als ‘homo-ontmoetingsplaats’. Dat is een unicum in de wereld: de eerste legale buitenvrijplaats voor homomannen. Van uitgestotene tot gelegaliseerde parkritselaar, dit artikel vertelt die lange weg in zes liedjes.

Tot in de jaren zestig bleef homoseksualiteit een onderwerp waar mensen slechts fluisterend over spraken en waarbij de beestjes zeker niet bij de naam genoemd worden. ‘Van de verkeerde kant’ of ‘handjeklap begonia’ heette het dan eufemistisch. Die sfeer werd treffend bezongen door The Beatles in You’ve got to hide your love away. Met dit lied wilde het kwartet hun homoseksuele manager Brian Epstein een hart onder de riem steken.



In de jaren zeventig kwam Lou Reed met het taboedoorbrekende Take a walk on the wild side. Het bleef de enige top-40 hit die de zanger in Nederland scoorde. Maar begrepen zijn luisteraars de tekst wel? Die over Little Joe bijvoorbeeld loog er niet om: “But he never lost his head even when he was giving head”.



Lou Reed sprak in termen die slechts werd begrepen door een kleine groep ingewijden. Tekenend voor de jaren vroege zeventig waarin homo’s ook in de popmuziek niet al te zichtbaar waren. Dat was slecht voor de portemonnee van de artiest, want er waren nu eenmaal veel meer heteromeisjes dan homojongens, die platen kochten. En dan waren er ook nog de religieuze fanatici die homoseksualiteit een ziekte noemden. In 1977 zette het voormalige model Anita Bryant in Florida een kruistocht op, die ook de Zangeres Zonder Naam schokte. Ze schreef een prachtig lied, Luister Anita, waarin ze Bryant venijnig op de vingers tikt (ze vergelijkt haar zelfs met Hitler) en haar homofans gerust stelt met het advies “Beste vent hou gerust van je vriend”.



Amerikaanse gay-activisten weerden zich kranig. De eerste homo-artiesten die geen verstoppertje speelden, dienden zich ook aan in de late jaren zeventig. Een fraai voorbeeld was Divine, een uit de kluiten gewassen New Yorkse travestiet die furore maakte met stampende discohits vol dubbelzinnige teksten.



Disco was een subcultuur waarin homo’s een belangrijke rol speelden, maar daarbuiten bleef het uitkijken. Nog altijd zitten er ongetwijfeld veel homo-artiesten ‘in de kast’. Noem maar eens binnen tien seconden drie bekende Amerikaanse zangers die openlijk homo zijn. Ik bedoel maar. De (Engelse) zangers Freddie Mercury en Elton John kwamen er ook pas na lang draaikonten voor uit. George Michael wachtte ook lang, naar eigen zeggen om de boulevardpers bij zijn moeder weg te houden, maar ook George’s seksleven werd breed uitgemeten toen hij in Amerika in een openbaar toilet een undercover politieagent op diens meest intieme plekjes fouilleerde. Het leverde hem een boete op en de inspiratie voor het nummer Outside waarin hij zichzelf en die escapade op de hak nam.



Ik denk dat dit het eerste lied was, dat expliciet de zegeningen van een potje buitenseks bezong. Dan kan de brutale Nederlander natuurlijk niet achterblijven. Kom maar naar voren, Paul de Leeuw. Hoewel hij met geen woord rept over het Kralingse Bos, moet je er toch aan denken wanneer juist hij, homo en Rotterdammer, zingt over Blote jongens in het park.

Bericht geplaatst in: artikel, column