CONGO 1885-1960

Geplaatst op 4 april 2007 door Jeannick Vangansbeke
In tegenstelling tot de wijdverspreide opvatting dat Belgisch Congo veel geld heeft gekost aan het moederland, heeft de kolonie integendeel België enorm gebaat.

Frans Buelens is dokter in de ekonomie en professor aan het HIVT in Antwerpen. Eerder publiceerde hij over globalisering en natiestaat en over de spoorwegen. Dat leek een voorbereiding voor een uitstekende geschiedenis van Belgisch Congo tussen de conferentie van Berlijn en de onafhankelijkheid. Immers, spoorwegen brachten de industriële revolutie in België op gang en maakten er een erg succesvolle natiestaat van; ook in Congo speelden spoorwegen een cruciale rol in het opnemen ervan in de wereldeconomie en de langzame vorming van een natiestaat.

In tegenstelling tot de wijdverspreide opvatting dat Belgisch Congo veel geld heeft gekost aan het moederland, heeft de kolonie integendeel België enorm gebaat. Dat is de centrale stelling van Frans Buelens. Hij beschrijft het netwerk van Belgische financiële groepen en holdings die in de kolonie investeerden, zoals de Antwerpse familie Van Thillo, nu aandeelhouders van de commerciële Vlaamse tv en van heel wat kranten en toen van de Société d'Etudes de Gestion et de Finance d'Affaires Coloniales (Mobéko) en later omgedoopt tot Congofina. Mobéko, opgericht in 1929, ontwikkelde zich tot een holding die reeds in 1936 een balanstotaal van 9 miljoen frank boekte en zo'n 7 miljoen frank aan participaties bezat.

Buelens maakt voor het eerst een globale berekening van het rendement van de koloniale bedrijven op basis van boekhoudkundige gegevens en beurscijfers. Die rendabiliteit lag uitzonderlijk hoog, zo blijkt uit zijn onderzoek. In de jaren twintig bedroeg de gemiddelde rendabiliteit 15 procent.

Naast het uitzonderlijke rendement kon ons land dankzij het bezit van de Congolese grondstoffen afgeleide industrieën opbouwen in de non-ferro, de diamantsector en de kernenergie. Bovendien werden wereldwijd enkele machtige multinationale bedrijven gevormd, vertrekkend van een Congolese basis. Ten slotte bezorgde Congo België een krachtige financiële ondersteuning bij de beide Wereldoorlogen en gaf het aan België een machtige positie op het gebied van de bevoorrading van en de controle over grondstoffen in de periode van het imperialisme, toen er letterlijk werd gevochten om die onder controle te krijgen.

Voor 1914 had niemand dit vermoed. Belgische investeerders werden zelfs ingeschakeld in Duitse koloniale bedrijven: Albert Thys, Franz Phillipson en Alexandre Delcommune werden gevraagd voor de raad van bestuur van de Gesellschaft für Südkamerun door de Hamburgse reder Woermann. Dat succes was niet vanzelf gekomen. Tussen 1892 en 1895 verkeerde de Congo Vrijstaat in grote moeilijkheden, maar na de afwerking van de eerste spoorlijn begon een boom met bijvoorbeeld een return in 1898-99 van bijna 100 %. Net als de rest van de wereld was er een beurshausse voor Congolese bedrijven rond 1910, in de jaren twintig en vijftig, maar de winstvoet was hoger dan voor binnenlandse investeringen. Controle willen hebben over grondstoffen speelde niettemin ook een enorme rol. Uiteraard was dit nog meer het geval tijdens de wereldoorlogen. Na de Belgische inname van Tabora in 1916, interneerden de Duitsers uit wraak een flink aantal Belgische investeerders, zoals Joseph Olyff (Buelens, 242). De biografische schetsen maken dit economische boek tot een levendige en bijzonder leesbare geschiedenis op mensenmaat.

Alleen al tussen 1950 en 1960 werd 40 miljard frank uitgekeerd aan dividend. Een bedrijf als Comité Spécial du Katanga (CSK) maakte tot 600 miljoen frank winst per jaar. Liefst 40 procent van alle winst van alle Belgische bedrijven samen kwam uit Congo. Een groot deel van dat geld vloeide naar België en dankzij de riante winsten van de bedrijven kon ook het Koloniaal Bestuur zich financieren.

Buelens stelde vast dat met returns van 7 tot 9 % de Congolese mijnbouw met de Amerikaanse tot de meest rendabele op wereldniveau behoort voor de jaren 1920-60. Hij citeert dan ook instemmende Jules Renkin die al in maart 1914 toegaf dat Congo een goudschat was voor het moederland: ‘Loin d’avoir couté de l’argent à la Belgique, le Congo lui a rapporté et lui rapporte encore; une grande partie de la dette coloniale antérieure à la reprise, dont le Congo supporte le service, correspond à des dépenses faites en Belgique et pour la Belgique. Il n’est pas étonnant que, surchargé de cette sorte, le budget du Congo ne soit pas très brillant’ (Buelens, 599).

Buelens F. Congo 1885-1960 : een financieel-economische geschiedenis, Berchem : EPO, 2007, 671 blz.

 

Bericht geplaatst in: boekrecensie