IERLAND HERREES OP PASEN

Geplaatst op 30 mei 2006 door Jeannick Vangansbeke
Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog draaide het Britse politieke leven volledig rond de Ierse kwestie. Jeannick Vangansbeke bespreekt twee recente publicaties over deze kwestie.
 Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog draaide het Britse politieke leven volledig rond de Ierse kwestie. Zo circuleerden er massaal goedkope Belgische jachtwapens in Ierland, berichtte De Lalaing, Belgiës ambassadeur in Londen, en verder schreef hij dat ‘conservatieven en liberalen ongeveer even sterk waren, maar Asquith premier kon blijven dankzij de steun van 80 Ierse nationalisten' ((BZ) Corr. Pol. GB 1913, livre 8, 1125/179) en idem, 783). Overigens hadden die laatstgenoemde nationalisten dan weer last van ‘een snel groeiende belangengroepering van Ierse boeren die met de conservatieven geen zin had in Home Rule maar wel in bescherming tegen buitenlandse concurrentie. Redmond dreigt fijngeknepen te worden tussen de extreem linkse chauvinisten en rechtse All for Ireland' (idem, 955/493). Het is interessant op te merken dat Afrika een grote rol speelde in de ommezwaai in de Ierse politiek. Het hele land was tègen de Boerenoorlog geweest, maar de zelfstandigheid die Zuid-Afrika in 1910 verwierf, gaf Redmonds politiek van ‘Imperial Ireland' vleugels. Op de Imperial Conference van 1911 beloofde Botha in geval van oorlog met Duitsland Zuid-West-Afrika aan te vallen. Zelfbestuur leek een beloning voor steun aan de imperiale ramkoers met Duitsland en de steun van Redmond was van zeer groot belang om de anti-oorlogsgezinde liberale Gladstonians in 1914 achter de politiek van Grey te krijgen (Walsh, 389-416).

Koning Edward wees de Belgische ambassadeur erop dat ‘destijds helaas de relatie met koning Leopold helemaal verzuurd was', dat hij er ‘zelf bij Hardinge op had aangedrongen die Congolese zaak in der minne te regelen, maar dat dit met Leopold onmogelijk was gebleken. Hij hoopte dat het met Albert snel zou veranderen' (Corr. Pol. GB 27/01/1910), maar zich concreet mengen zal hij niet doen, schrijft Lalaing. De Britse pers juichte het vertrek van Caillaux toe in januari 1912 en ook de regering in Londen ‘voelt zich gedupeerd door het bevriende Frankrijk' (nota 15 janauari 1912). Ten onrechte zag Lalaing de Duitse schrik voor een aanval van de Navy in 1911 als uit de lucht gegrepen. ‘Beide regeringen willen vrede' schreef hij. Enig leedvermaak had de ambassadeur met de pers aandacht voor de gruwelen van de rubberoogst in Putumayo, waar Britten verantwoordelijk voor waren.


Die Belgische bronnen bevestigen de stelling die Charles Towshend opbouwt in Easter 1916: op een bijna ridicule wijze stond de Britse liberale regering de militarisering toe van Ierland, wat eindigde in het bloedig treffen van Pasen 1916 en de burgeroorlog die leidde tot de proclamatie van de Ierse Vrijstaat in 1922. Na lessen getrokken te hebben uit het verzet tegen de Home Rule (zelfbestuur) wetten in 1886 en 1894, ontwikkelde het Ulsterse protestantse verzet zich tot een massabeweging die bovendien tot de tanden gewapend was (p. 32). In juli 1914 vielen de eerste doden, toen het uitbreken van de wereldoorlog het inter-Ierse geweld tijdelijk stopte. Ondertussen probeerde sir Roger Casement, die na 18 maanden in Duitsland verbleven te hebben om Ierse krijgsgevangenen op te roepen tegen Engeland te vechten, met een duikboot terug te keren naar Ierland om de Paasopstand uit te stellen. Hij werd gearresteerd en opgehangen. Hij kreeg in 1965 in Ierland een staatsbegrafenis in Dublin, zo vertelt het de traditie. Ook Nederlandstalige auteurs als Daniel Vangroenweghe, doen dit zo, in Rood rubber, p.163 e.v.


De reputatie van Casement en Morel was na de Ierse opstand niet meer te redden; ook een ‘luciede' diplomaat als Paul Cambon schreef dat ‘Casement sinds het begin van de oorlog in Berlijn verbleef en ongetwijfeld op hun loonlijst staat'. Erg veel succes had Casement overigens niet met zijn wervingscampagne, om tal van redenen. Casement kreeg bijvoorbeeld geen toestemming van de Duitsers om te rekruteren op de wijze die hij verkoos: door individueel mensen aan te spreken. Enkel toespraken tot een massa werden hem toegestaan door de Duitse control freaks, die dan ook al vlug de Ierse rebel ontgoochelden. Townshend hecht evenwel weinig geloof aan de versie van de feiten die wil dat een Duitse duikbootcommandant, diezelfde die de Lusitania zonk, werd ingeschakeld om Casement naar Ierland te brengen om de rebellie tegen te houden en wijst op Rogers laatste brieven die een opstand tegen de dienstplicht gerechtvaardigd noemden.


Walsh brengt in een boeiend hoofdstuk over Redmond en Smuts (p. 569-583) verslag van de wanhopige strijd in het parlement van de Ierse nationalisten tegen de dienstplicht. Welke rebellie zou je hebben gehad in Zuid-Afrika indien daar in 1904 de dienstplicht was ingevoerd, vroeg Redmond zich af. Maar vier jaar na het zelfbestuur was het land een uiterst waardevolle bondgenoot geworden van de Britten. Maar de Australische premier Hughes, een Labourman en altijd een grote mond opzettend, uitgesproken voorstander van Home Rule voor de oorlog, meende in 1918 dat ‘door aan de kant te blijven staan, Ierland het recht heeft verspeeld als natie mee te tellen'.


Michael Collins, de rebellenleider die beroemd werd door de gelijknamige film, kloeg dat de Paasopstand van 1916 een Grieks drama was geweest (p. 355) maar dat was nu juist de bedoeling, meent Townshend: in een stad als Dublin, bezeten van toneel en drama, won je zo aan sympathie. Door in volle oorlog de Britten uit te dagen wonnen de extreem linkse chauvinisten zoals ambassadeur Lalaing hen had genoemd het pleit dankzij de opzettelijk opgevoerde dramatische vertoning van de martelaren die toepasselijk op Pasen Ierland deden herrijzen!



* Charles Townshend, Easter 1916: the Irish rebellion, London: Penguin/Allen Lane, 2005, 442 p.


* Pat Walsh, Rise and Fall of Imperial Ireland, Belfast: Athol books, 2003


Zie www.atholbooks.org

Bericht geplaatst in: boekrecensie